Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak beoordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant of de Inspecteur ten onrechte de aanslagen IB/PVV over de jaren 2017-2020 van X (belanghebbende) niet ambtshalve heeft verminderd.

Tussen partijen is niet in geschil dat voor deze jaren het forfaitair berekende voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. X doet geen beroep op het bestaan van een individuele en buitensporige last.

Pas na het Kerst-arrest (HR 24 december 2021, 21/01243, ECLI:NL:HR:2021:1963, NLF 2022/0106, met noot van Dusarduijn) is komen vast te staan dat de nieuwe box 3-wetgeving in strijd is met artikel 1 EP én dat rechtsherstel moet worden geboden aan degene die wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk door de belastingplichtige behaalde rendement. De Rechtbank is van oordeel dat de Inspecteur op grond van de regels over nieuwe jurisprudentie (vgl. HR 26 april 2024, 23/00945, ECLI:NL:HR:2024:667, NLF 2024/1078, met noot van Berns) mocht weigeren om de belastingaanslagen ambtshalve te verminderen.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
19 november 2024
Rolnummer
23/2006; 23/2007; 23/2008; 23/2009
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7920
NLF-nummer
NLF 2024/2710
Aflevering
3 december 2024
bwbr0011353&artikel=9.6,bwbr0011353&artikel=9.6,bwbr0012031&artikel=45aa,bwbr0012031&artikel=45aa

Naar de bovenkant van de pagina