Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) nam in 2011 deel in twee scheepvaart-cv’s en heeft dat later uitgebreid tot deelname in vijf scheepvaart-cv’s. Tussen X en de cv’s zijn managementovereenkomsten gesloten. Daarin staat onder andere dat X verantwoordelijk is en zorg draagt voor het gehele personeelsmanagement. X heeft voorts met M (bv) een overeenkomst afgesloten in verband met onder meer het bemanningsbeheer van de schepen van de cv’s. M is een zogenoemd ‘crewingbureau’.

In geschil is of X het tonnageregime mag toepassen op de scheepvaartwinst die zij heeft behaald. Daarbij spitst het geschil zich toe op de voorwaarde van artikel 3.22, lid 5, onderdeel d, Wet IB 2001. In dit verband is niet in geschil dat X het volledige technische beheer heeft verricht. Het gaat alleen om de vraag of X het volledige bemanningsbeheer heeft verricht. Rechtbank Noord-Nederland heeft die vraag bevestigend beantwoord.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld, maar Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart dat ongegrond. Naar het oordeel van het Hof doet het inschakelen van een crewingbureau als M er niet aan af dat X als scheepsmanager het volledige bemanningsbeheer van de desbetreffende schepen verricht als bedoeld in 3.22, lid 5, aanhef en onderdeel d, Wet IB 2001. X maakt volgens het Hof voorts aannemelijk dat de werkzaamheden op het gebied van bemanningsbeheer in het onderhavige jaar door M en B, die in dienst was bij X, in Nederland zijn verricht.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
8 maart 2021
Rolnummer
19/01655
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2192
Auteur(s)
mr. E. Bioch
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2021/0665
Aflevering
1 april 2021
Judoreg
NFB4219
bwbr0011353&artikel=3.22,bwbr0011353&artikel=3.22&lid=5,bwbr0011353&artikel=3.23,bwbr0011353&artikel=3.24,bwbr0011353&artikel=3.22,bwbr0011353&artikel=3.23,bwbr0011353&artikel=3.24

Naar de bovenkant van de pagina