Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

EX, een Portugese ondernemer, detacheerde tussen 2012 en 2017 via diverse vennootschappen 650 Portugese werknemers naar België om op bouwplaatsen te werken. De detachering was gebaseerd op A1-verklaringen, die volgens EX door Portugese autoriteiten waren afgegeven om te bevestigen dat de werknemers bij het Portugese socialezekerheidsstelsel waren aangesloten. Bij een vonnis van 10 november 2021 oordeelde de Rechtbank van eerste aanleg in Namen, België, dat de A1-verklaringen vervalst waren. Dit werd door EX niet betwist. Tevens werd vastgesteld dat de betrokken vennootschappen geen substantiële bouwactiviteiten in Portugal verrichtten en enkel bedoeld waren om goedkope arbeidskrachten in België aan te bieden.

EX stelde dat volgens Europese regelgeving (artikel 76, lid 6, Verordening 883/2004) een dialoog- en bemiddelingsprocedure een voorwaarde is om fraude vast te stellen, ook bij gebruik van vervalste A1-verklaringen. Hij tekende hoger beroep aan bij het Hof van beroep in Luik. Dit Hof herinnert aan Europese rechtspraak waarin wordt bevestigd dat alleen het afgevende orgaan de geldigheid van A1-verklaringen kan beoordelen. Ook stelt het dat de bemiddelingsprocedure verplicht is om te bepalen of sprake is van fraude.

Het Hof plaatst echter vraagtekens bij de toepassing van deze principes in een situatie waarin de documenten aantoonbaar niet door het aangewezen Portugese orgaan waren afgegeven. Bovendien waren er bijdragen afgedragen aan het Portugese socialezekerheidsstelsel, terwijl de vennootschappen volgens Belgische autoriteiten nooit wezenlijke werkzaamheden in Portugal hebben verricht.

Het Hof in Luik heeft de behandeling van de zaak geschorst en het HvJ om een prejudiciële beslissing gevraagd over de toepassing van het Europees recht in dit geval.

Het HvJ verklaart voor recht dat Verordening 883/2004, zoals gewijzigd bij Verordening 465/2012, van toepassing blijft wanneer werknemers van een lidstaat op basis van vervalste A1-verklaringen in een andere lidstaat werken en socialezekerheidsbijdragen worden geïnd. Artikel 76, lid 6, van de verordening vereist dat een dialoog- en bemiddelingsprocedure wordt gevolgd voordat een rechter in de ontvangende lidstaat fraude kan vaststellen in strafzaken met betrekking tot dergelijke documenten. Deze procedure is essentieel, ook als de vervalsing van A1-verklaringen in een strafzaak onbetwist blijft. Europese regelgeving benadrukt hiermee de noodzaak van een uniforme beoordeling van socialezekerheidsverklaringen door het afgevende orgaan van de betrokken lidstaat. Het HvJ bevestigt dat deze procedure niet kan worden overgeslagen, zelfs niet bij duidelijke aanwijzingen van fraude.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2012 t/m 2017
Instantie
HvJ
Datum instantie
23 januari 2025
Rolnummer
C-421/23
ECLI
ECLI:EU:C:2025:36
NLF-nummer
NLF NLF
bwbv0001506&artikel=267

Naar de bovenkant van de pagina