Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een stichting is eigenaar en gebruiker van een drietal onroerende zaken waarin personen met een een verstandelijke (en soms ook lichamelijke) beperking zijn gehuisvest. De bewoners beschikken daar minimaal over een eigen kamer en wasgelegenheid en hebben de beschikking over gemeenschappelijke voorzieningen, ruimten en tuinen. In de gebouwen is 24-uurszorg aanwezig. Voor de hulpverleners zijn een personeelskamer en slaapruimte voor de nachtwacht ingericht.
De heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen heeft de onroerende zaken aangemerkt als onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Hij heeft daarom bij het opleggen van aanslagen in de onroerendezaakbelastingen ter zake van het genot krachtens eigendom het tarief voor niet-woningen toegepast en gebruikersbelasting in de zin van artikel 220, aanhef en letter a, van de Gemeentewet in rekening gebracht. De aanslagen zijn door de Rechtbank vernietigd voor zover deze de gebruikersbelasting betreffen en verminderd voor zover deze de eigenarenbelasting betreffen. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De stichting heeft vervolgens cassatieberoep ingesteld.
Volgens de Hoge Raad heeft het Hof terecht en op goede gronden geoordeeld dat de eigen, afsluitbare kamers van de bewoners moeten worden aangemerkt als delen van de onroerende zaken die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. De woonfunctie van die kamer is, gelet op het gebruik daarvan, overheersend ten opzichte van de verzorgingsfunctie.
Voor de gezamenlijke huiskamers, badkamers en tuinen heeft volgens het Hof hetzelfde te gelden als voor de eigen kamers van de bewoners. Het Hof heeft volgens de Hoge Raad echter niet voldoende gemotiveerd hoe het tot zijn oordeel ten aanzien van die ruimten is gekomen. Het heeft ook niet vastgesteld of de gezamenlijke keukens tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden en heeft tevens ten aanzien van diverse andere delen van de opstallen geen oordeel gegeven. Het oordeel van het Hof ten aanzien van de tuinen is onjuist of moest nader worden gemotiveerd, aldus de Hoge Raad.
Het cassatieberoep wordt gegrond verklaard en de zaak wordt verwezen. De Hoge Raad geeft nauwkeurig aan welke vragen door het verwijzingshof beantwoord moeten worden.

Metadata

Belastingtijdvak
2007
Instantie
HR
Datum instantie
10 februari 2012
Rolnummer
10.05194
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BV3270
bwbid=bwbr0&artikel=220,220a&g=2007-01-01,bwbid=bwbr0&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina