Direct naar content gaan

Samenvatting

Verwijzingszaak HR 8 februari 2019, 17/03710, ECLI:NL:HR:2019:193 (NLF 2019/0540, met noot van Hageman).

Op 17 juni 2014 is een bedrag van € 19.500.000 door de Belastingdienst overgemaakt op de bankrekening van X (bv; belanghebbende). Aan deze betaling lag ten grondslag een ambtshalve, op de voet van artikel 65 AWR genomen beschikking met dagtekening 14 juni 2014. De ten name van X genomen beschikking vermeldt een terug te geven bedrag van € 19.500.000 aan dividendbelasting. De beschikking is frauduleus opgemaakt door Belastingambtenaar B.

Aan X is, ter correctie van de ten onrechte bij de verminderingsbeschikking verleende teruggaaf, een navorderingsaanslag vpb 2012 opgelegd. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de beschikking als non-existent dient te worden beschouwd en dat navordering op de voet van artikel 16, lid 2, AWR daarom niet mogelijk is. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad echter onjuist. De zaak is verwezen om nog niet behandelde gronden te beoordelen.

Verwijzingshof Den Bosch gaat er bewijsrechtelijk van uit dat de bestuurder van X (hierna: A) geen weet had (i) van de betaling van het geldbedrag van € 19.500.000 van de bankrekening van de Belastingdienst op de bankrekening van X, (ii) van de totstandkoming van de daaraan ten grondslag liggende verminderingsbeschikking en (iii) van de doorbetaling van nagenoeg het gehele geldbedrag op de Turkse bankrekening van derden. De gedragingen van de schoonzus van A, tevens werknemer van X, kunnen volgens het Hof in redelijkheid niet worden aangemerkt als gedragingen van X. Het handelen en de wetenschap van de frauderende belastingambtenaar moeten aan de Inspecteur worden toegerekend. Onder deze omstandigheden verzetten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zich ertegen dat de onterecht verleende vermindering van X wordt nagevorderd, aldus het Hof.

Ten overvloede overweegt het Hof dat de navorderingsaanslag leidt tot een individuele en buitensporige last voor X zoals bedoeld in artikel 1 EP. Dat betekent dat, zelfs indien de navorderingsaanslag niet op grond van hetgeen hiervóór is overwogen niet in stand zou kunnen blijven, het ter redressering van die schending vereiste rechtsherstel zou vergen dat de navorderingsaanslag wordt vernietigd. Ten overvloede merkt het Hof verder nog op dat de gevolgen van de frauduleuze handelingen kunnen worden gecorrigeerd via civielrechtelijke vorderingen jegens de betrokkenen die uiteindelijk zijn verrijkt.

X heeft recht op vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte proceskosten ad € 13.630,90.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
31 december 2020
Rolnummer
19/00109
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:3896
Auteur(s)
E.P. Hageman LLM
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2021/0205
Aflevering
28 januari 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4080
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16,bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1,celex32011l0016&artikel=8bister

Naar de bovenkant van de pagina