Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 20 december 2013 is aan X (bv; belanghebbende) door C een geldlening van € 400.000 verstrekt met een looptijd tot 1 januari 2018. Op 9 februari 2017 heeft C aan X meegedeeld dat de lening volledig en onherroepelijk wordt kwijtgescholden met ingang van die datum.

Van 2015 tot 1 januari 2017 vormde X met A een fiscale eenheid. Vanaf 14 maart 2017 vormt zij een fiscale eenheid met B.

X heeft in de aangifte voor het boekjaar 1 januari tot en met 13 maart 2017 voor een bedrag van € 360.762 de kwijtscheldingswinstvrijstelling geclaimd. De Inspecteur heeft toepassing van de vrijstelling niet geaccepteerd.

Dat acht Rechtbank Den Haag terecht. Met hetgeen X heeft aangevoerd heeft zij niet aan de op haar rustende bewijslast voldaan dat ten tijde van het aangaan van de lening sprake was van niet voor verwezenlijking vatbare rechten. De Rechtbank kan X niet volgen in haar stelling dat uit het gegeven dat C genoegen nam met een tweede hypotheek en met een rente en aflossing van de lening vanaf 1 januari 2018, volgt dat er geen perspectief op winstgroei of verhaalsmogelijkheden zouden zijn. Weliswaar kan het zo zijn dat wanneer aflossing had dienen plaats te vinden, de voortzetting van X in gevaar zou zijn gekomen, maar dit brengt niet zonder meer met zich dat moet worden aangenomen dat de rechten van C als niet voor verwezenlijking vatbaar moeten worden beschouwd op 20 december 2013.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1 januari 2017 t/m 13 maart 2017
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
7 maart 2023
Rolnummer
21/3755
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:2763
NLF-nummer
NLF 2023/0683
Aflevering
30 maart 2023
bwbr0002672&artikel=8&lid=4,bwbr0002672&artikel=8&lid=4,bwbr0011353&artikel=3.13&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.13&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina