Direct naar content gaan

Politieke column

Het door de Hoge Raad onderuit schoffelen van de sinds 2017 geldende box 3 veroorzaakt een serieuze budgettaire tegenvaller van miljarden euro’s. Voor de nabije toekomst wordt dit gat gedicht met een (progressieve) vermogensbelasting die qua opzet – en misschien zelfs wel in naam – lijkt op de tot en met 2016 geldende box 3. Op het ministerie van Financiën zijn ze er nog niet definitief uit, maar beleidsbepalers laten wel doorschemeren dat andere scenario’s simpelweg te lang gaan duren.

Over het rechtsherstel voor de periode 2017-2021 wordt weinig losgelaten, hetgeen suggereert dat dat ei nog niet is gelegd. In het parlement is de belangrijkste vraag wie de miljardenrekening voor herstel moet gaan betalen. De veelgehoorde mantra luidt: een tegenvaller moet binnen hetzelfde belastingmiddel of binnen hetzelfde belastingdomein worden opgelost. Dat klinkt best logisch, maar is toch opvallend. Toen afschaffing van de dividendbelasting niet doorging, was de mantra juist dat de meevaller niet binnen hetzelfde domein mocht worden ingezet. De hardste schreeuwers van toen, schreeuwen nu ook weer het hardst. De mantra blijkt echter een kameleon te zijn.

En dan het kabinet. Volgens belastingstaatssecretaris Van Rij ‘moet de dekking worden gevonden bij de belastingsoort waar het om gaat.’ Minister Kaag van Financiën sluit zich daarbij aan. En ook premier Rutte uit zich in woorden van gelijke strekking: ‘De begrotingsregels zijn helder: de dekking wordt in de regel vaak zo veel mogelijk bij dezelfde belastingsoort gezocht’.

Er is echter helemaal geen begrotingsregel die voorschrijft of de suggestie wekt dat een budgettair probleem van box 3 binnen box 3 of binnen de vermogenssfeer moet worden opgelost. De kabinetsleden kennen de eigen begrotingsregels dus niet. En om het nog spannender te maken: er bestaat ook geen begrotingsregel die dwingend voorschrijft dat het budgettaire gevolg van een arrest moet worden gecompenseerd. Het door de rechter uitspreken wat recht is, geldt in mijn optiek namelijk niet als een zogeheten beleidsmatige lastenontwikkeling die onder het inkomstenkader moet worden ingepast. Er staat nergens dat dit wel zo is.

De wetgever kan dus zonder enig vooraf opgelegd budgettair voorschrift nog alle kanten uit met het rechtsherstel van box 3. De kant die uiteindelijk wordt gekozen, zal simpelweg een inhoudelijke uitleg vragen. Zo werkt de parlementaire democratie, of zou zo moeten werken. Door echter net te doen alsof er afgesproken begrotingsregels zijn die het kabinet noodgedwongen in een bepaalde richting duwen, wordt onterecht een onvermijdelijke uitkomst gepresenteerd.

Een wel expliciet overeengekomen begrotingsafspraak is in dit verband noemenswaardig. Het omzetten van box 3 naar een systeem van belastingheffing over daadwerkelijke rendementen – voorzien voor 2025 – mag volgens de coalitiepartijen geen extra geld kosten. In het verleden werd bij een dergelijke systeemwijziging nog wel eens wat budgettaire speelruimte ingeboekt, maar dat is nu niet het geval. Zo is invoering van belastingheffing over daadwerkelijke rendementen een welhaast onmogelijke opgave. Aangezien het totaal aan daadwerkelijke rendementen veel lager lijkt te zijn dan de omvang van het totale vermogen en het fictieve rendement daarop, is een torenhoog (effectief) belastingtarief nodig om de gewenste budgettaire neutraliteit te realiseren.

In de formatie heeft de coalitie box 3 achter in de garage geparkeerd. Maar de Hoge Raad had andere plannen. Daardoor ontpopt box 3 zich nu als hét fiscale dossier van het kabinet-Rutte IV. De coalitiepartijen zijn inhoudelijk sterk verdeeld, hetgeen de weifelende positionering verklaart. Men wil geen conflict in de net opgezette kabinetstent, maar tegelijkertijd wil men ook de eigen politieke principes niet verloochen. Toch zullen er knopen moeten worden doorgehakt. Dat vergt politieke moed. En dat vergt durf om verantwoording af te leggen over gemaakte keuzes. De belastingpolitieke besluitvorming is in elk geval niet gediend met vals begrotingsspel.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Wetsartikelen
Auteur(s)
mr. dr. M.P.A. Spanjers
Columnist
NLF-nummer
NLF-P 2022/7
Publicatiedatum
28 februari 2022
bwbr0011353&artikel=5.1,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina