Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Op grond van het Duitse recht is het toegestaan dat in het belang van een of meerdere families familiestichtingen worden opgericht. Indien de oprichter een Duitse ingezetene is, dan is de overdracht van vermogen om een dergelijke stichting bij akte onder levenden op te richten onderworpen aan schenkbelasting, ongeacht of de stichting in Duitsland dan wel in een ander land wordt opgericht.

Een familiestichting die in het buitenland door een Duitse ingezetene is opgericht, wordt zwaarder belast dan een familiestichting die in Duitsland is opgericht. Dit verschil berust volgens de Duitse autoriteiten op het feit dat familiestichtingen in Duitsland om de dertig jaar een ‘vervangende erfbelasting’ moeten betalen, wat niet het geval is voor familiestichtingen die in het buitenland zijn opgericht.

De verwijzende rechter Finanzgericht Köln (belastingrechter in eerste aanleg Keulen) moet zich uitspreken over een geschil tussen een familiestichting die in Liechtenstein door een Duitse ingezetene is opgericht en de Duitse belastingautoriteiten. Met het oog op de beslechting van dit geschil wenst de verwijzende rechter te vernemen of de belastingwetgeving van die lidstaat, wat de schenkbelasting betreft, verenigbaar is met het vrije verkeer van kapitaal dat is neergelegd in artikel 40 Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.

A-G Campos Sancheze-Bordona geeft het HvJ in overweging om de prejudiciële vraag als volgt te beantwoorden:

‘Artikel 40 van de Overeenkomst van 2 mei 1992 betreffende de Europese Economische Ruimte moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat van de Europese Unie die met betrekking tot de schenkbelasting die van toepassing is op de oprichting, door een ingezetene van die lidstaat, van een stichting met zetel in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte, ter wille van de handhaving van de fiscale samenhang van die regeling zwaardere fiscale voorwaarden oplegt dan die welke gelden voor de oprichting van een stichting in de genoemde lidstaat, als symmetrisch tegenwicht voor het feit dat de stichting met zetel in het buitenland niet is onderworpen aan een vervangende erfbelasting die daarentegen wel geldt voor stichtingen met zetel in die lidstaat.’

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2014
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
13 maart 2025
Rolnummer
C-142/24
ECLI
ECLI:EU:C:2025:185
NLF-nummer
NLF 2025/0619
Aflevering
18 maart 2025
bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=63

Naar de bovenkant van de pagina