Noot bij voorstel van wet en memorie van toelichting
20 september 2022
Wet minimum CO2-prijs industrie
Vanaf 1 januari 2021 dienen belastingplichtige bedrijven die meer broeikasgassen (CO2) uitstoten dan de voor hen vrijgestelde emissieruimte (dispensatierechten), over dit surplus CO2-heffing industrie te betalen. Op dit moment hebben deze bedrijven voor de in Nederland vrijgestelde emissieruimte alleen te maken met de prijs van broeikasgasemissierechten binnen het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS).
Dus mocht de uitstoot groter zijn dan de vrijgestelde emissieruimte dan moet over dit surplus betaald worden, althans voor zover de prijs van broeikasgasemissierechten binnen EU ETS lager is dan de nationale CO2-heffing industrie: het verschil moet dan op aangifte worden voldaan.
Artikel 1 Wbm
Krachtens deze wet worden de volgende belastingen geheven:
a.een belasting op leidingwater;
b.een afvalstoffenbelasting;
c.een belasting op kolen;
d.een energiebelasting;
e.een minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking;
f.een vliegbelastingCO2-heffing industrie;
fg.een CO2-heffing industrievliegbelasting.
Artikel 71h Wbm
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.afvalverbrandingsinstallatie: afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie als bedoeld in artikel 3, veertigste, onderscheidenlijk eenenveertigste, lid, van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334) waarin blijkens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven omgevingsvergunning huishoudelijke afvalstoffen, gemengde bedrijfsafvalstoffen of gemengd sorteerresidu mogen worden verbrand, en die geen broeikasinstallatie is;
b.broeikasgas: broeikasgas als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
c.broeikasgasinstallatie: broeikasgasinstallatie als bedoeld in de artikelen 16.1, tweede lid, en 16.3 van de Wet milieubeheer;
d.dispensatierecht: overdraagbaar recht om gedurende het kalenderjaar een emissie van één ton kooldioxide-equivalent in de lucht te veroorzaken in het kalenderjaar waarin die uitstoot plaatsvindt zonder dat de CO2-heffing industrie daarover wordt geheventoepassing van het tarief, genoemd in artikel 71p, eerste lid, onderdeel a;
e.één ton kooldioxide-equivalent: één ton kooldioxide-equivalent als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
f.industrieel emissieverslag: industrieel emissieverslag als bedoeld in artikel 16b.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
g.industriële installatie: broeikasgasinstallatie, afvalverbrandingsinstallatie of lachgasinstallatie;
h.industriële jaarvracht: aantal ton kooldioxide-equivalent van een industriële installatie in een kalenderjaar dat in de lucht is veroorzaakt en ter zake waarvan de CO2-heffing industrie wordt geheven;
i.lachgasinstallatie: installatie die blijkens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven omgevingsvergunning bestemd is voor de productie van acrylonitril of caprolactam en die geen broeikasgasinstallatie is;
j.meetbare warmte: meetbare warmte als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 59);
k.restgassen: restgassen als bedoeld in artikel 16a.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
l.stadsverwarming: stadsverwarming als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L59).
Artikel 71l Wbm
1De belasting wordt berekend over:
a.de industriële jaarvracht van een industriële installatie in het belastingtijdvak verminderd met het aantal dispensatierechten voor die industriële installatie in hetzelfde belastingtijdvak.; en
b. de industriële jaarvracht van een industriële installatie in het belastingtijdvak die niet onder onderdeel a valt.
2De grondslag is niet lager dan nihil.
Artikel 71p Wbm
1Het tarief bedraagt per ton kooldioxide-equivalent € 41,75.:
a. in het geval van artikel 71l, eerste lid, onderdeel a, per ton kooldioxide-equivalent € 41,75;
b. in het geval van artikel 71l, eerste lid, onderdeel b, per ton kooldioxide-equivalent het tarief, genoemd in artikel 71f, eerste lid.
2Bij aanvang van ieder kalenderjaar na het kalenderjaar 2021 tot en met kalenderjaar 2030 wordt, alvorens artikel 90 wordt toegepast, het tarief, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, verhoogd met € 10,87.3Voor een broeikasgasinstallatie wordt het tarief, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, verminderd met de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht. Het tarief is niet lager dan nihil. De termijnkoers van het broeikasgasemissierecht is voor een kalenderjaar het gewone gemiddelde, in euro, van de dagelijkse éénjaarstermijnkoersen van broeikasgasemissierechten (slotverkoopkoersen) voor levering in december van dat jaar, zoals waargenomen van 1 september tot en met 31 oktober voorafgaand aan datzelfde jaar op de koolstofbeurs in de Europese Unie met het hoogste handelsvolume van die éénjaarstermijncontracten in die maanden..4Het derde lid is niet van toepassing voor zover de grondslag, bedoeld in artikel 71l, eerste lid, onderdeel a, hoger is door de overdracht van dispensatierechten, bedoeld in afdeling 16b.3.3. van de Wet milieubeheer.
Metadata
Rubriek(en)
Milieu- en energieheffingen Milieu- en energieheffingen