Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende, gevestigd in de VS) heeft voor de jaren 2013 tot en met 2015 om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting verzocht, maar de Inspecteur heeft dit afgewezen.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt X – kort gezegd – met een beroep op het Unierecht dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi).

De Rechtbank is van oordeel dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen, reeds gelet op het volgende. De Hoge Raad heeft beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door de omstandigheid dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen, in verband met het gegeven dat zij in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering (HR 9 april 2021, 19/00104, ECLI:NL:HR:2021:506, NLF 2021/1113, met noot van De Haan). In wat X heeft aangevoerd tegen de beslissing van de Hoge Raad, ziet de Rechtbank geen aanleiding om wel teruggaaf te verlenen of prejudiciële vragen aan het HvJ te stellen.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Dividendbelasting
Belastingtijdvak
2013 t/m 2015
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
15 juni 2022
Rolnummer
22/921; 22/922; 22/923
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3251
NLF-nummer
NLF 2022/1268
Aflevering
30 juni 2022
bwbr0002515&artikel=11a,bwbr0002515&artikel=11a

Naar de bovenkant van de pagina