Direct naar content gaan

Samenvatting

Y (Duitsland) heeft in de jaren 2010 tot en met 2014 stallen verpacht voor het opfokken van kalkoenen. In die stallen bevonden zich blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines. Volgens de bepalingen van de pachtovereenkomst ontving Y één enkele betaling, die niet was opgesplitst tussen de terbeschikkingstelling van het bedrijfsgebouw en de terbeschikkingstelling van werktuigen en machines. Y was van mening dat de pachtprijs als geheel was vrijgesteld van btw. De Duitse belastingdienst was daarentegen van mening dat de overeengekomen één enkele verpachting voor 20% aan de machines en werktuigen kon worden toegerekend en in die mate aan de btw moest worden onderworpen. Zij heeft voor de litigieuze jaren naheffingsaanslagen opgelegd.

Het Bundesfinanzhof heeft in een procedure over deze kwestie een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ.

A-G Pitruzzella geeft het HvJ in overweging om de vraag als volgt te beantwoorden.

Artikel 135, lid 1, onderdeel l en artikel 135, lid 2, eerste alinea, onderdeel c, Btw-richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat de vrijstelling voor de verpachting van een opfokstal zich uitstrekt tot de verpachting van werktuigen en machines, in de zin van artikel 135, lid 2, eerste alinea, onderdeel c, Btw-richtlijn, die de specifieke uitrusting van de stal vormen met betrekking tot zijn functie als opfokstal, wanneer deze werktuigen en machines als ten opzichte van de verpachting van deze stal bijkomende prestatie ter beschikking worden gesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2010-2014
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
7 december 2022
Rolnummer
C-516/21
ECLI
ECLI:EU:C:2022:976
Auteur(s)
mr. M.W.C. Soltysik
BTW Nederland/Rechter-plaatsvervanger Rechtbank Zeeland-West-Brabant
NLF-nummer
NLF 2023/0110
Aflevering
12 januari 2023
Judoreg
NFB5536
celex32006l0112&artikel=135,celex32006l0112&artikel=135

Naar de bovenkant van de pagina