Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Inspecteur heeft aan X (belanghebbende) naheffingsaanslagen dividenbelasting opgelegd ter hoogte van resp. € 445.500 (2015), € 300.000 (2016) en € 4.200.000 (2017).

X betoogt dat de plaats van haar werkelijke leiding op Malta is gelegen. Bijgevolg komt Nederland geen heffingsrecht toe over de in 2015, 2016 en 2017 uitgekeerde dividenden.

Volgens Rechtbank Gelderland is de Inspecteur er echter in geslaagd aannemelijk te maken dat de plaats van werkelijke leiding niet op Malta, maar in Nederland is gelegen. De kernbeslissingen met betrekking tot de activiteiten van X worden niet genomen door de Maltese trustdirectie, maar (materieel) door de Nederlandse adviseur van X. De tiebreaker uit het belastingverdrag met Malta wijst in dat geval Nederland aan als vestigingsland.

Dit leidt tot de conclusie dat Nederland haar recht om dividendbelasting te heffen kan effectueren. Dat de uiteindelijk belanghebbende, persoon B, voor de toepassing van het Verdrag Nederland-Zwitserland zijn fiscale woonplaats in Zwitserland heeft (vgl. Rechtbank Gelderland 1 oktober 2024, 22/1079 e.a., ECLI:NL:RBGEL:2024:6632), doet hier in zoverre aan af dat ingevolge artikel 10, lid 2, van het verdrag het heffingsrecht van Nederland wordt beperkt tot 15%.

Het beroep is op alle punten ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Dividendbelasting
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2015-2017
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
1 oktober 2024
Rolnummer
21/4924; 21/4925; 21/4926
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2024:6628
NLF-nummer
NLF 2025/0072
Aflevering
7 januari 2025

Naar de bovenkant van de pagina