Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) verricht werkzaamheden die bestaan uit budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvisering, al dan niet met gebruikmaking van de instrumenten beschermingsbewind of curatele. X verricht de diensten voor personen met een zodanige verstandelijke beperking dat zij niet in staat zijn hun eigen financiële huishouding naar behoren te voeren.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de diensten van X niet zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel f, Wet OB 1968, in verbinding met artikel 7 Uitv.besl. OB 1968 en post b.33 van bijlage B. De werkzaamheden die X heeft verricht zijn niet te kwalificeren als schuldhulpverlening in strikte zin. Niet is gesteld of gebleken dat X meer heeft gedaan dan administratieve en geautomatiseerde werkzaamheden die inherent zijn aan het beheren van het budget van de desbetreffende cliënt.

Het beroep op post b.29 van bijlage B heeft het Hof ook afgewezen. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een instelling van maatschappelijk werk is. Ook een rechtstreeks beroep op artikel 132, lid 1, onderdeel g, Btw-richtlijn faalt.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad zet het wettelijk kader uiteen en komt tot het oordeel dat de uitzondering die in de algemene aantekening van bijlage B is gemaakt voor de instellingen bedoeld in de posten b.29 en b.33 van bijlage B, in strijd is met artikel 11, lid 1, onderdeel f, Wet VpB 1969. Die wettelijke bepaling maakt het immers alleen mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur vrijgestelde leveringen en diensten van sociale of culturele aard aan te wijzen in gevallen waarin de ondernemer geen winst beoogt. Door de uitzondering voor instellingen bedoeld in de posten b.29 en b.33 van bijlage B heeft de besluitgever ook leveringen en diensten aangewezen van ondernemers die wel winst beogen, en heeft hij zijn wettelijk omschreven regelgevende bevoegdheid overschreden. In zoverre is bijlage B onverbindend en dient zij buiten toepassing te blijven.

Het uitgangspunt dat X een onderneming drijft in de vorm van een eenmanszaak laat geen andere slotsom toe dan dat zij met haar prestaties winst beoogt. Reeds daarom kunnen die prestaties niet onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel f, Wet OB 1968 vallen, oordeelt de Hoge Raad.

Het cassatieberoep van X is daarom ongegrond.

Met het oog op het belang voor de rechtspraktijk geeft de Hoge Raad ten overvloede beschouwingen over de uitleg van de begrippen schuldhulpverlening en maatschappelijk werk.

Anders Conclusie A-G Ettema (NLF 2022/1490, met noot van Willemsen) met gemeenschappelijke bijlage (NLF 2022/1488, met noot van Willemsen).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2011 en 2015
Instantie
HR
Datum instantie
14 april 2023
Rolnummer
20/02590
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:460
NLF-nummer
NLF 2023/0855
Aflevering
20 april 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5712
bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina