Navordering IB/PVV bij autohandelaar; vergrijpboete wegens grove schuld
Hof Den Haag, 5 juni 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(514)
- Commentaar NLFiscaal(4)
- Literatuur(5)
- Recent(30)
- Kennisgroepstandpunt(1)
Samenvatting
Aan autohandelaar X (belanghebbende) is een navorderingsaanslag IB/PVV 2015 opgelegd.
Bij Rechtbank Den Haag was niet in geschil dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast omdat de vereiste aangifte niet is gedaan. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslag is gebaseerd op een redelijke schatting. Hof Den Haag is het in hoger beroep met de Rechtbank eens. X heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt laat staan doen blijken dat de correctie niet berust op een redelijke schatting.
Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat X grove schuld kan worden verweten. X heeft niet regelmatig administratie gevoerd van zijn ondernemingsactiviteiten, contante stortingen op de bank gedaan waarvan hij de herkomst niet afdoende heeft kunnen verklaren en een positief resultaat behaald met contante in- en verkopen.
Het Hof acht de thans resterende boete (na vermindering door de Inspecteur en Rechtbank) passend, gelet op de aard van het vergrijp, en geboden uit een oogpunt van normhandhaving.
Het hoger beroep is ongegrond.
BRON
Uitspraak van 5 juni 2024 in het geding tussen
X te Z, belanghebbende, (gemachtigde: H.J. Garnaat)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur, (vertegenwoordiger: …) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 12 april 2023, nummers SGR22/1990 en SGR22/1991.
Procesverloop
1.1.1. Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.328 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.326 (de navorderingsaanslag IB/PVV). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur een vergrijpboete van € 3.949 opgelegd en € 1.406 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.1.2. Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 26.310 (de navorderingsaanslag Zvw). Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 227 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 50. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 136. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 22 mei 2024. Op de zitting zijn tevens de zaken met de nummers BK-23/505, BK-23/506, BK23/521 en BK-23/522 behandeld. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
2.1. Belanghebbende drijft sinds 1 januari 2014 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam “ [naam eenmanszaak] ” (de eenmanszaak). De activiteiten van de eenmanszaak bestaan volgens informatie van de Kamer van Koophandel uit de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2. Belanghebbende is bij brief van 28 februari 2016 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2015.
2.3. Belanghebbende heeft op 11 april 2017 de aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.225 negatief en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.326. De aangifte vermeldt onder meer een winst uit onderneming (voor ondernemersaftrek) van € 37.491 negatief en een niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek van € 7.280.
2.4. De Inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV 2015 en Zvw 2015 met dagtekening 8 september 2017 overeenkomstig de ingediende aangifte vastgesteld.
2.5. Bij brief van 3 juli 2019 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd. In die brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
2.6. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een controlerapport van 8 juni 2020. In het controlerapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Het onderzoek is schriftelijk aangekondigd op 3 juli 2019. Het voorstel was het onderzoek te laten plaatsvinden op 24 juli 2019. Op verzoek van belastingplichtige en na overleg met de fiscaal dienstverlener vond het onderzoek uiteindelijk plaats op 25 september 2019 op het kantoor van de fiscaal dienstverlener. Bij dat onderzoek waren aanwezig de heer [A] ( [naam accountantskantoor] ) en [B] ( [naam adviesbureau] ). Belastingplichtige was niet bij het onderzoek aanwezig. Op 6 februari 2020 zijn de bevindingen van het onderzoek schriftelijk aan belastingplichtige en zijn fiscaal dienstverlener meegedeeld.
2 De onderneming
(…)
2.1
Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de handel in gebruikte personenauto's.
Reeds in de aangiften inkomstenbelasting van 2013 is winst uit onderneming aangegeven inzake de onderneming [naam eenmanszaak] .
Per 1 januari 2018 wordt het bedrijfsadres verhuurd aan derden die daar een onderneming voeren met activiteiten vergelijkbaar aan die van belastingplichtige. De activiteiten van belastingplichtige aldaar zijn derhalve met ingang van die datum gestopt. De onderneming is bij de Kamer van Koophandel nog steeds actief op onderhavig adres hetgeen dus feitelijk niet meer het geval is.
Het is niet bekend of er nog bedrijfsactiviteiten zijn, anders dan de verhuur van het onroerend goed, en zo, ja waar deze dan plaatsvindt. Met ingang van het 1e kwartaal 2018 is in elk geval geen belaste omzet meer aangegeven op de aangiften omzetbelasting over dat tijdvak en daarna.
(…)
2.3
Boekhouder
De boekhouder is
Naam : [naam accountantskantoor] B.V.
Contactpersoon : de heer [A]
Adres : […]
Postcode : […]
Plaats : […]
Telefoon : […]
De jaarrekeningen en de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting die in het
onderzoek zijn betrokken zijn nog verzorgd door [naam adviesbureau] . Dit kantoor is gevestigd op het zelfde adres als [naam accountantskantoor] . Van [naam adviesbureau] was de heer [B] bij het onderzoek aanwezig.
2.4
Administratie
De administratie wordt verzorgd door belastingplichtige. Bij het boekenonderzoek waren de volgende administratieve bescheiden beschikbaar:
- Het "kasboek", dat feitelijk een schrift is waarin per auto de volgende gegevens genoteerd staat [staan, Hof ]:
Inkoopdatum
Merk en type auto
Bouwjaar
Inkoopprijs
Verkoopprijs
Verkoopdatum
Auto's in voorraad op 31 december
- Afschriften van de zakelijke bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 1] over de volgende periodes:
April, mei en juni 2014
Januari, februari en maart 2015
Januari tot en met juli 2016
- De ingekomen facturen in 2014, goeddeels althans. Over 2015 en 2016 waren, op een drietal facturen over 2015 na, alleen de facturen van de boekhouder aanwezig.
Tevens waren afschriften van de privébankrekening met nummer [bankrekeningnummer 2] over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 juli 2016 aanwezig.
2.4.1
Niet voldoen aan de administratieplicht
Het kasboek bestaat, zoals hiervoor omschreven, uit een schrift waarin de gegevens van de ingekochte (contante inkopen) en verkochte (contante verkopen) auto's vermeld staan. Wat niet in het schrift vermeld staat zijn de kentekens van de auto's, de contante uitgaven, opnamen en stortingen, het kassaldo en gegevens over een eventuele kascontrole. In de boekhouding wordt geen grootboekrekening Kas gehanteerd. Contante stortingen en opnames op en van de zakelijke bankrekening worden via de grootboekrekening Bank als privé storting of opname geboekt.
De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de wettelijke eisen, aangezien er geen deugdelijke kasadministratie wordt gevoerd. De in- en verkopen vinden in de regel tegen contante betaling plaats. Er is geen chronologische vastlegging van de inkomsten en uitgaven. Er zijn geen vastleggingen over het kassaldo en een voorgeschreven kascontrole.
De administratie wordt derhalve niet zodanig gevoerd dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van belastingplichtige en andere voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens duidelijk blijken. Er kunnen immers geen verbanden meer worden gelegd tussen geld en goederen en geen aansluiting gezocht kan worden met de daadwerkelijke geldstromen die wel nodig zijn om een oordeel te vellen over de volledigheid van de omzet/btw en de juistheid van de kosten/voorbelasting.
2.4.2
Niet voldoen aan de bewaarplicht
De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. Van de niet overlegde gegevens wordt aangenomen dat deze niet bewaard zijn gebleven.
De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard:
- Verkoopfacturen
- Inkoopfacturen
- Inkoopverklaringen
- Kostenfacturen
- Stortingsbewijzen contanten
(…)
4 Winstberekening
4.1
Bedrijfsopbrengsten
4.1.1
Kasverantwoording\Geldbeweging
De belastingplichtige houdt geen (klad)kasadministratie bij. Er is geen kassaldo bekend op balansdata.
De belastingplichtige noteert alleen de ontvangsten en inkopen in het voornoemde schrift. De overige uitgaven, opnamen en stortingen bij de bank zijn niet in dat schrift bijgehouden. Er is geen kassaldo aangegeven.
De volgende kasbescheiden ontbreken:
- De afstortingsbewijzen.
- Betaalbewijzen zoals kwitanties en/of aantekeningen op uitgereikte/ontvangen facturen.
De belastingplichtige boekt geen kruisposten. Een deugdelijke kascontrole (o.a. geen saldo-controle) ontbreekt.
Er is feitelijk slechts sprake van een overzicht van de in- en verkoop van auto's. Overige gegevens ontbreken. Alle contante uitgaven zijn als privé storting geboekt.
Het zakelijk kassaldo is NIHIL. Er is geen dagboek Kas en evenmin een grootboekrekening waarop de contante mutaties worden geboekt. Op de zakelijke bankrekening vinden stortingen en opnamen van contante plaats.
In 2015 is € 5.480 contant afgestort en € .370 contant opgenomen, ofwel per saldo is € 8.110 contant afgestort. Het saldo van de contante in- en verkopen in 2015 bedraagt € 7.900 -/- € 0.600 = € 7.300 meer uitgegeven dan ontvangen. In totaal is in 2015 € 8.110 + € 47.300 = € 5.410 meer aan contanten uitgegeven en afgestort dan volgens de administratie voorhanden is. Zowel op de ondernemingsbalans als in het privévermogen zijn geen contante gelden in bezit aangegeven. Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat volgens een beperkt aantal voorhanden afschriften van de privé bankrekening met nummer
[bankrekeningnummer 2] nog eens € 5.640 op die rekening is gestort in 2015. (…)
Een en ander zou dan resulteren in negatieve kassaldi op balansdata. De saldi bedragen:
- Voor 2015:-/-€ 5.410
- Voor 2016:-/-€ 6.380
Er worden fictieve kosten geboekt nu de uitgaven niet verantwoord (middels bescheiden of voldoende aannemelijk gemaakt) kunnen worden.
Daarom kan de gevoerde kasadministratie niet als betrouwbare basis voor de winstberekening dienen.
4.1.2
Aansluiting vastleggingen met jaarrekening
De verkopen volgens de verlies- en winstrekening van 2015 en 2016 sluiten niet aan bij de vastleggingen van belastingplichtige. De verkoopopbrengsten wijken in alle jaren af van hetgeen in de jaarrekening is opgenomen. Ingevolge Bijlage 1 bij de rapport zijn de volgende verschillen geconstateerd.
Verkopen |
(…) |
2015 |
|
Vastleggingen |
€ |
10.600 |
|
Jaarrekening |
€ |
10.392 |
|
Verschil |
€ |
208 |
Het verschil over 2015 bedraagt de aangegeven verschuldigde omzetbelasting.
(…)
4.1.3
Privé-vermogensvergelijking
De uitkomst van de privé-vermogensvergelijking leidt over 2015 en 2016 tot een negatief netto privé van respectievelijk -/-€ 5.649 en -/-€ 1.665. De vermogensvergelijkingen zijn gebaseerd op de aangegeven onderneming- en privévermogens, aangegeven winsten en bekende betalingen en ontvangsten van belastingen. De vermogensvergelijkingen zijn derhalve nog verre van volledig. Een groot aantal vaste lasten en uitgaven zijn nog niet meegenomen, zodat de hoogte van het netto bedrag dat beschikbaar is voor privéuitgaven (boodschappen, kleding, vakantie e.d.) waarschijnlijk nog meer negatief zal uitvallen.
4.1.4
Inkoopprijs van de verkopen
Inkoopnota's zijn niet overgelegd. De inkoopprijzen van de auto's staan alleen in het schriftje vermeld. Inkoopverklaringen zijn niet aanwezig.
4.2
Conclusies
4.2.1
Gebreken in de administratie
Samengevat zijn de volgende gebreken vastgesteld:
- De kasadministratie vormt geen betrouwbare basis voor de winstberekening. Voor nadere onderbouwing zie het hoofdstuk Kasverantwoording/Geldbeweging.
- De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de eisen die het bedrijf stelt.
- De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard:
- Verkoopfacturen
- Inkoopfacturen
- Inkoopverklaringen
- Kostenfactoren
- Stortingsbewijzen contanten
- De administratie is niet zodanig ingericht dat controle binnen een redelijke termijn mogelijk is.
- Belastingplichtige verleent geen medewerking om een controle binnen een redelijke termijn mogelijk te maken.
- De uitkomst van de privé-vermogensvergelijking leidt tot een negatief netto-privé in 2015 en 2016.
Uit het bovenstaande blijkt dat de administratie in 2015 en 2016 dusdanig ernstige
tekortkomingen kent, dat de door belastingplichtige gevoerde administratie verworpen wordt.
De administratie kan daarom niet dienen als betrouwbare grondslag voor de fiscale
winstberekening.
Uit het bovenstaande volgt dat belastingplichtige niet volledig heeft voldaan aan zijn
verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De belastingplichtige is er op gewezen dat bij een eventuele procedure deze tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg kunnen hebben op grond van artikel 25 of 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Ook wordt niet voldaan aan artikel 34 van de Wet op de omzetbelasting 1968, juncto artikel 31 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 en artikel 39 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
4.2.2
Omzetcorrecties
Ik corrigeer de aangegeven omzet over 2015 en 2016 op grond van:
- aansluitingsverschillen tussen de vastleggingen en de jaarrekening;
- geconstateerde niet-geboekte ontvangsten;
- negatieve kasboeksaldi;
- het resultaat van de vermogensvergelijking.
(…) |
2015 |
||
Berekend netto privé |
-/-€ |
85.649 |
|
Correctie ontvangsten |
€ |
100.000 |
|
Nader bepaald |
€ |
14.351 |
Jaren |
(…) |
2015 |
|
Correctie punt 4.2.2 rapport |
€ |
82.645 |
|
(…) |
€ |
||
Totaal correcties |
€ |
82.645 |
|
Winst volgens aangifte |
-/-€ |
37.491 |
|
Gecorrigeerde winst |
€ |
45.154 |
(…) |
2015 |
||
Winst punt 4.3 |
€ |
45.154 |
|
Zelfstandigenaftrek punt 4.4.1 |
€ |
14.560 |
|
Winst voor MKB-winstvrijstelling |
€ |
30.594 |
|
Percentage MKB-winstvrijstelling |
14% |
||
MKB-winstvrijstelling |
€ |
4.284 |
|
Aangegeven |
-/-€ |
5.248 |
|
Verschil |
€ |
9.532 |
(…) |
2015 |
||
Gecorrigeerde winst |
€ |
45.154 |
|
Af: Zelfstandigenaftrek |
€ |
14.560 |
|
Af: MKB-winstvrijstelling |
€ |
4.284 |
|
Belastbare winst |
€ |
26.310 |
|
Aangegeven |
€ |
32.243 |
|
Verschil |
€ |
58.553 |
(…) |
2015 |
||
Aangegeven |
-/-€ |
32.225 |
|
Correctie punt 4.5 |
€ |
58.553 |
|
Vastgesteld |
€ |
26.328 |
(…) |
2015 |
||
Aangegeven netto omzet |
€ |
10.392 |
|
Vastgestelde netto omzet |
€ |
93.245 |
|
Aangegeven fiscale winst |
-/-€ |
37.491 |
|
Vastgestelde fiscale winst |
€ |
45.154 |
2.7. Op basis van de uitkomsten van het boekenonderzoek zijn met dagtekening 13 februari 2021 de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
4.1. In geschil is of de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Verder is in geschil of de Inspecteur terecht een vergrijpboete heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
4.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslag Zvw, vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV tot een inkomen uit werk en woning van € 28.297 negatief en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.326 en vernietiging van de vergrijpboete.
4.3. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
Vereiste aangifte - administratie
5.1. De Inspecteur stelt dat belanghebbende niet beschikt over een deugdelijke administratie en daardoor in strijd handelt met artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De administratie kan niet dienen als grondslag voor de winstberekening en daarom heeft belanghebbende de vereiste aangifte niet gedaan en dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard, aldus de Inspecteur. Mede naar aanleiding van vragen van het Hof ter zitting heeft belanghebbende erkend dat de administratie niet kan dienen als grondslag voor de winstberekening, maar dat er geen aanleiding is voor omkering en verzwaring van de bewijslast. Het standpunt van belanghebbende houdt namelijk in dat weliswaar aanleiding is de omzet in verband met de verkoop van auto’s (volgens RDW-opgave) met € 4.567 te verhogen, maar dat het resultaat uit de ondernemingsactiviteiten dan nog steeds negatief zal zijn. Van het niet doen van de vereiste aangifte kan aldus belanghebbende geen sprake zijn.
5.2. Ter onderbouwing van zijn stelling dat de vereiste aangifte niet is gedaan zal de Inspecteur aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast feiten en omstandigheden aannemelijk moeten maken die deze conclusie rechtvaardigen. Onderdeel van zulke feiten en omstandigheden kan zijn dat de administratie zodanige gebreken en tekortkomingen bevat dat deze niet kan dienen als grondslag voor de winst- en omzetberekening (HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1086, BNB 2021/138, r.o. 3.1.3).
5.3. Naar het oordeel van het Hof is tussen partijen terecht niet in geschil dat de administratie niet kan dienen als grondslag voor de belastingbepaling. Het voorgaande betekent dat de Inspecteur ter voldoening aan de op hem rustende bewijslast in eerste instantie kan volstaan met een gemotiveerde schatting van de hoogte van de winst respectievelijk omzet, waarna belanghebbende aannemelijk dient te maken dat en waarom zijn winst respectievelijk omzet lager is dan door de Inspecteur is berekend (HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1086, BNB 2021/138, r.o. 3.2.2).
Vereiste aangifte – gemotiveerde schatting
5.4.1. De Inspecteur stelt zich onder verwijzing naar de bevindingen van het boekenonderzoek op het standpunt dat belanghebbende een bedrag van € 82.645 meer winst uit onderneming heeft genoten. De winstcorrectie is onder meer gebaseerd op contante stortingen op een (zakelijke) bankrekening van belanghebbende ten bedrage van € 48.110 alsmede het saldo van de contante in- en verkopen van € 47.300, ontleend aan een door belanghebbende bijgehouden schrift, waardoor belanghebbende in totaal over ten minste een bedrag van € 95.410 kon beschikken waarvoor geen afdoende verklaring is gegeven. Verder zijn op belanghebbendes privébankrekening per saldo contante stortingen gedaan ten bedrage van € 33.750, hetgeen dan leidt tot de constatering dat belanghebbende in totaal over € 129.160 kon beschikken waarvoor geen afdoende verklaring is gegeven. De Inspecteur heeft ondersteuning voor zijn standpunt gevonden in een door hem opgestelde vermogensvergelijking die resulteert in een negatief netto privé van € 85.649. Op basis van deze bevindingen concludeert de Inspecteur tot een geschat bedrag van € 100.000 aan meer ontvangsten (inclusief omzetbelasting).
5.4.2. Belanghebbende heeft in hoger beroep de hoogte van de schatting betwist. Volgens belanghebbende worden alle in- en verkooptransacties op naam van de eenmanszaak geregistreerd bij de RDW en moet om die reden worden aangesloten bij het door hem opgestelde RDW-overzicht. Belanghebbende stelt dat dat aanleiding geeft voor een omzetcorrectie van slechts € 4.567.
5.5. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur met de constatering dat contante stortingen op de bank zijn verricht en resultaat is behaald met contante in- en verkoop in eerste instantie zijn schatting van de omzetcorrectie voldoende gemotiveerd. Aan de vermogensvergelijking gaat het Hof echter voorbij, reeds omdat de Inspecteur onvoldoende inzicht heeft gegeven in de berekening daarvan.
5.6.1. Belanghebbende heeft daartegen, onder verwijzing naar een leveringsakte van 23 augustus 2012, aangevoerd dat hij de beschikking heeft gekregen over gelden door de verkoop van een aan hem en zijn vader toebehorend pand in dat jaar. De betaling van het aan hem toekomende deel van de koopsom is gedurende zeventig maanden geschied in termijnen van ruim € 13.000 per maand. Dat geld heeft hij enerzijds gebruikt om de onderneming op te starten en anderzijds heeft hij geld gebruikt voor de aankoop in 2015 van het pand waarin de onderneming werd gedreven. Weliswaar kan belanghebbende geen inzicht meer verschaffen in het verloop van de beschikbare gelden door de jaren heen, maar van verzwegen omzet in de orde van grootte die de Inspecteur voorstaat is geen sprake, aldus belanghebbende.
5.6.2. Het Hof volgt belanghebbende niet in zijn betoog. Weliswaar is de administratie zodanig ondeugdelijk dat aan de hand daarvan niet kan worden geverifieerd of belanghebbende de omzet juist heeft aangegeven, maar belanghebbende moet toch in staat worden geacht in ieder geval de maandelijkse ontvangsten van ruim € 13.000 via de bank te onderbouwen. Hoewel een onderbouwing van € 13.000 per maand per bank op zichzelf nog geen verklaring oplevert voor onregelmatige contante stortingen op de bank en het saldo van contante in- en verkopen en vele vragen dan nog steeds onbeantwoord zullen blijven, zou het in ieder geval deels een verklaring kunnen zijn voor de beschikbaarheid van gelden die mogelijk niet in box 1 in aanmerking genomen moeten worden. Op iedere uitnodiging ter zitting een nadere onderbouwing te verstrekken is belanghebbende echter niet ingegaan. Mede in het licht van de omstandigheid dat de vordering van de koopsom reeds in 2013 voor een niet onaanzienlijk deel is afgewaardeerd, rest het Hof dan niets anders dan te constateren dat belanghebbende geen begin van bewijs heeft geleverd dat de gemotiveerde schatting niet juist is. Dat begin van bewijs is evenmin het – op basis van RDW-gegevens – opgestelde overzicht van op naam van de eenmanszaak geregistreerde auto’s. Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat hiermee niet aannemelijk is gemaakt dat de correctie van de omzet van de eenmanszaak beperkt moet blijven tot € 4.567.
5.7. Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat belanghebbende een bedrag aan winst en omzet, door de Inspecteur berekend aan de hand van de gemotiveerde schatting, niet in zijn aangifte heeft verantwoord. De Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat sprake is van gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting absoluut en relatief gezien aanzienlijk afwijkt van de werkelijk verschuldigde belasting. Het Hof acht het ook aannemelijk dat belanghebbende wist dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Belanghebbende heeft immers inkomen genoten, dat hij niet in de aangifte heeft opgenomen.
5.8. Belanghebbende heeft derhalve niet de vereiste aangifte gedaan, zodat de bewijsregel van artikel 27e in samenhang met artikel 27h, lid 2, AWR moet worden toegepast. Dit betekent dat op belanghebbende, voor de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw, de last komt te rusten om te doen blijken, dat wil zeggen overtuigend aan te tonen, dat en in hoeverre de opgelegde navorderingsaanslagen onjuist zijn.
Redelijke schatting
5.9. De omkering en verzwaring van de bewijslast laat onverlet dat een aanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld, maar moet berusten op een redelijke schatting van de niet aangegeven winst of omzet (vgl. HR 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6486, BNB 2003/203). Wanneer de Inspecteur daarin slaagt, ligt het vervolgens op de weg van de belastingplichtige, voor zover hij de juistheid van de schatting betwist, daarvoor het verzwaarde (tegen)bewijs te leveren (HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184, BNB 2013/181). De beoordeling of een schatting redelijk (niet willekeurig) is, behelst een minder strenge toets dan de beoordeling of en in hoeverre aannemelijk is dat de belastingplichtige een bedrag aan winst of omzet niet in zijn aangifte heeft verantwoord. Die laatste beoordeling moet plaatsvinden op basis van de normale regels van stelplicht en bewijslast, met inachtneming van de hiervoor in 5.3 vermelde regel over een gemotiveerde schatting (HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1086, BNB 2021/138, r.o. 3.3.2).
5.10. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur met de gemotiveerde schatting tevens een redelijke schatting van de verzwegen omzet heeft gemaakt. Belanghebbende heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt (zie 5.6.2) laat staan doen blijken, de toets die uit de omkering en verzwaring van de bewijslast voortvloeit, dat de correctie niet berust op een redelijke schatting.
Vergrijpboete
5.11.1. Op grond van artikel 67e, lid 1, AWR kan de inspecteur een boete van ten hoogste 100% opleggen indien het aan grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.
5.11.2. Grove schuld doet zich voor indien aan de belastingplichtige een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid kan worden verweten. De aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar feit, zoals in dit geval grove schuld, kan alleen worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Deze maatstaf stemt overeen met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering “doen blijken”, die inhoudt dat de desbetreffende feiten en omstandigheden overtuigend moeten worden aangetoond (vgl. HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526, BNB 2022/68 en HR 13 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:26, BNB 2023/40).
5.12.1. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende grove schuld kan worden verweten aangezien hij niet regelmatig administratie heeft gevoerd van zijn ondernemingsactiviteiten, contante stortingen op de bank heeft gedaan waarvan hij de herkomst niet afdoende heeft kunnen verklaren en een positief resultaat heeft behaald met contante in- en verkopen. Gelet op de omvang van de aan het licht gekomen geldstromen moet belanghebbende hebben geweten dat de aangifte die hij voor de IB/PVV heeft gedaan niet juist kon zijn en dat als gevolg daarvan voor 2015 te weinig belasting zou worden geheven.
5.12.2. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2215, BNB 2011/262, heeft belanghebbende gesteld dat hij mocht vertrouwen op de deskundigheid van zijn adviseur. Belanghebbende heeft gesteld dat hij geen kennis heeft van het voeren van een administratie en het doen van aangiften en dat hij daarom een deskundig adviseur heeft ingeschakeld en dat hij erop mocht vertrouwen dat deze adviseur zorg zou dragen voor een correcte administratie en het doen van aangiften.
5.12.3. Naar het oordeel van het Hof is van een situatie als beschreven in het hiervoor genoemde arrest echter geen sprake. Belanghebbende heeft in de loop van de procedure wisselende, tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende verklaard dat een vriend ( [C] ) het idee had geopperd om een handel in gebruikte auto’s te beginnen en de administratie op zich te nemen. In bezwaar heeft belanghebbende naar zijn adviseur verwezen; de adviseur zou hem er nooit op hebben gewezen dat zijn administratie niet voldeed en de financiële administratie werd gevoerd door [naam adviesbureau] . [naam adviesbureau] heeft tijdens het boekenonderzoek echter verklaard dat de administratie werd gevoerd door belanghebbende zelf. Die laatste verklaring strookt overigens ook met het bestaan van het schrift, waarin belanghebbende aantekening heeft gehouden van een aantal transacties in gebruikte auto’s. Het is niet aannemelijk dat belanghebbende een schrift bijhoudt, terwijl een derde ( [C] ) verantwoordelijk zou zijn voor het voeren van de primaire administratie. Belanghebbende heeft immers niet verklaard dat [C] ook een rol heeft gespeeld bij de handel in de gebruikte auto’s. Belanghebbende heeft aldus niet aannemelijk gemaakt dat hij mocht vertrouwen op de deskundigheid van een adviseur, nog daargelaten dat [C] reeds niet als zodanig kan worden beschouwd.
5.12.4. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de boete rekening gehouden met de omstandigheid dat de omzet is gecorrigeerd aan de hand van een redelijke schatting en aldus met omkering en verzwaring van de bewijslast. Uit praktische overwegingen heeft de Inspecteur dat tot uitdrukking gebracht in een matiging van de boete voor de omzetbelasting. Overigens heeft de Inspecteur daarbij rekening gehouden met een samenloop van de IB/PVV en de omzetbelasting. De Rechtbank heeft vervolgens nog rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de boete verminderd met 10%. Het Hof acht de thans resterende boete passend, gelet op de aard van het vergrijp, en geboden uit een oogpunt van normhandhaving. Voor een verdere matiging ziet het Hof geen aanleiding.
Belastingrente
5.13. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met de wet belastingrente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
Slotsom
5.14. Het hoger beroep is ongegrond.
Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in (bovenforfaitaire) proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door T.A. de Hek, A. van Dongen en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier J. Azmi Shenouda. De beslissing is op 5 juni 2024 in het openbaar uitgesproken.
Metadata
Formeel belastingrecht