Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing is ingediend in het kader van een geding tussen het Agenzia delle Dogane (douaneagentschap, Italië) en Silcompa SpA, een in Italië gevestigde onderneming die ethylalcohol produceert. Het betreft een aan deze onderneming gericht verzoek tot betaling van accijns in het kader van de bijstandsprocedure van artikel 7, lid 1, Richtlijn 76/308 (richtlijn inzake wederzijdse bijstandsverlening).

Met zijn prejudiciële vraag wenst de Corte suprema di cassazione (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Italië) in wezen te vernemen of in het kader van een procedure die door een onderneming is ingesteld tegen executiemaatregelen strekkende tot invordering van accijnsvorderingen die in een lidstaat (in casu Italië) op verzoek van een andere lidstaat (Griekenland) zijn uitgevaardigd, de voorwaarde kan worden geverifieerd met betrekking tot de plaats waar de onregelmatigheid of de overtreding tijdens het verkeer van de producten waarvoor de accijns verschuldigd is, heeft plaatsgevonden.

Deze vraag rijst in een context waarin volgens de verwijzende rechter zowel de Italiaanse als de Griekse belastingdienst een accijnsvordering voor dezelfde belaste transacties invordert.

A-G Pikamäe geeft het HvJ in overweging om de prejudiciële vraag als volgt te beantwoorden:

Artikel 12, lid 3, Richtlijn 76/308, gelezen in samenhang met de artikel 6 en 20 Accijnsrichtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat de voorwaarden met betrekking tot de plaats waar de overtreding of de onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan, niet kunnen worden onderzocht door de rechter van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd bij wie beroep is ingesteld tegen uitvoeringsmaatregelen tot invordering van een schuldvordering. Aangezien dubbele accijnsheffing door verschillende lidstaten op dezelfde producten echter niet in overeenstemming is met de algemene opzet van de Accijnsrichtlijn, staat het aan de rechter van de lidstaat bij wie beroep is ingesteld met betrekking tot de accijnsvordering voor dezelfde transacties en dezelfde producten als die waarover in een andere lidstaat reeds belasting is geheven, om na te gaan of de verzoekende autoriteiten bevoegd waren voor de inning van deze accijns.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
1995-1996
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
8 oktober 2020
Rolnummer
C‑95/19
ECLI
ECLI:EU:C:2020:817
Auteur(s)
Arjan Wolkers
Ploum advocaten
NLF-nummer
NLF 2020/2378
Aflevering
5 november 2020
Judoreg
NFB3801

Naar de bovenkant van de pagina