Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is sinds 1986 eigenaar van een woning. Gedurende de jaren 2012 tot en met 2017 wordt de woning bewoond door X, zijn echtgenote en hun volwassen dochter.

In 2008 heeft X percelen grond gekocht naast en achter de woning. Op de percelen is een accommodatie voor paarden gebouwd. De overdekte paardenbak is groter dan de woning. Ten behoeve van de bouw daarvan heeft X een hypothecaire lening afgesloten bij de bank. De paardenbak wordt in de jaren 2012 tot en met 2017 enkel hobbymatig gebruikt door de echtgenote en de dochter. De echtgenote is paardenliefhebster. De dochter is actief in de landelijke paardensport.

In geschil is of de Inspecteur de aftrek kosten eigen woning terecht heeft gecorrigeerd (jaren 2012, 2013, 2015, 2016 en 2017). In het bijzonder is in geschil of de paardenbak met stallen en de weidegronden zijn aan te merken als ‘aanhorigheid’ in de zin van artikel 3.111, lid 1, Wet IB 2001.

Dat is volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet het geval. De paardenaccommodatie is, met alle bijbehorende voorzieningen, ontworpen en gebouwd om zelfstandig te functioneren ten opzichte van de woning, namelijk als manege. De paardenaccommodatie is als zodanig in gebruik, ook al vindt dat gebruik plaats in de hobbymatige sfeer. Daardoor moet de paardenaccommodatie los worden gezien van de woning en de woonfunctie die de woning (het gebouw in de zin van artikel 3.111, lid 1, Wet IB 2001) heeft.

De Inspecteur heeft terecht de aftrek van de rente die is toe te rekenen aan de paardenaccommodatie gecorrigeerd.

Het hoger beroep van de Inspecteur is in zoverre gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012-2017
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
15 oktober 2024
Rolnummer
23/1; 23/2; 23/3; 23/4; 23/5
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:6417
NLF-nummer
NLF 2024/2411
Aflevering
29 oktober 2024
bwbr0011353&artikel=3.111,bwbr0011353&artikel=3.111

Naar de bovenkant van de pagina