Juiste heffing forensenbelasting voor vakantiewoning die werd verbouwd
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24 juni 2024
Samenvatting
X (belanghebbende) is sinds 13 juli 2022 eigenaar van de woning in de gemeente Schouwen-Duiveland (de vakantiewoning). Hij heeft zijn hoofdverblijf buiten die gemeente. De vakantiewoning wordt niet verhuurd aan derden.
X stelt in deze procedure dat hij niet belastingplichtig is voor de forensenbelasting. Volgens hem kan niet kan worden gezegd dat hij in 2022 op meer dan negentig dagen een gemeubileerde woning beschikbaar heeft gehouden. Hij voert daartoe aan dat sinds de aanschaf van de woning sprake is geweest van grootschalige en noodzakelijke renovatiewerkzaamheden als gevolg waarvan hij de woning niet heeft kunnen gebruiken.
Het gaat er in casu om of de uitgevoerde werkzaamheden het eigen gebruik in de weg stonden en de woning daardoor in 2022 negentig dagen of minder ter beschikking van X heeft gestaan.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de uitgevoerde werkzaamheden het gebruik van de woning niet hebben verhinderd. Nu de periode waarin X de woning in 2022 tot zijn beschikking heeft gehad vanaf de aankoop meer dan negentig dagen beloopt, is dus ook voldaan aan de voorwaarde dat de woning op meer dan negentig dagen beschikbaar is gehouden. Dat X ervoor heeft gekozen om niet in de woning te overnachten totdat de verbouwing is voltooid, naar eigen zeggen in 2023, maakt dit niet anders.
De aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 is terecht opgelegd.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2024 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats 1, belanghebbende, (gemachtigde: naam),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 3 maart 2023.
1.1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag forensenbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de heffingsambtenaar deelgenomen: mr. J. Loots en mr. T.C.A. Houkes. Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen.
1.5. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 5 april aan de gemachtigde van belanghebbende op het [adres 1] te [plaats 2] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 6 april 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende op genoemd adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Feiten
2. Belanghebbende is sinds 13 juli 2022 eigenaar van de woning [adres 2] te [plaats 3] , gemeente Schouwen-Duiveland (de vakantiewoning). Hij heeft zijn hoofdverblijf in [plaats 1] en dus buiten de gemeente Schouwen-Duiveland. De vakantiewoning wordt niet verhuurd aan derden.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overwegingen
Toetsingskader van de rechtbank
5. De forensenbelasting dient ertoe om mensen die relatief veel in een gemeente verblijven, maar geen ingezetene zijn van deze gemeente, mee te laten betalen aan voorzieningen in die gemeente. In de regelgeving van de gemeente Schouwen-Duiveland staat dat forensenbelasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Standpunt van partijen
5.1. Belanghebbende stelt dat hij niet belastingplichtig is voor de forensenbelasting. Volgens hem kan niet kan worden gezegd dat hij in 2022 op meer dan negentig dagen een gemeubileerde woning beschikbaar heeft gehouden. Hij voert daartoe aan dat sinds de aanschaf van de woning sprake is geweest van grootschalige en noodzakelijke renovatiewerkzaamheden als gevolg waarvan hij de woning niet heeft kunnen gebruiken.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij de een bouwkundig rapport en facturen van de uitgevoerde werkzaamheden overgelegd. Verder meent belanghebbende dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd omdat de heffingsambtenaar niet is ingegaan op de door hem aangeleverde informatie omtrent de staat van de woning.
5.2. De heffingsambtenaar is van mening dat de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende heeft volgens hem niet aannemelijk gemaakt dat de woning op 90 dagen of minder bewoonbaar is. Of belanghebbende de woning daadwerkelijk meer dan negentig dagen per jaar gebruikt, is niet bepalend voor de belastingplicht.
Is de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd?
5.3. Alvorens in te gaan op de inhoudelijke gronden zal de rechtbank beoordelen of sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat hij meermaals om concrete informatie (met name foto’s) heeft gevraagd waaruit zou kunnen blijken dat sprake is van een ongemeubileerde woning. Belanghebbende heeft die informatie niet of slechts ten dele verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar niet kan worden verweten dat hij zijn beslissing heeft gebaseerd op de gegevens die wel zijn verstrekt. Nu uit de uitspraak op bezwaar ook voldoende duidelijk volgt dat de heffingsambtenaar op basis van de hem beschikking staande informatie, waaronder de verkoopbrochure, tot zijn afwijzende beslissing is gekomen, heeft de heffingsambtenaar zijn beslissing naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd. Dat belanghebbende zich niet kan vinden in die beslissing maakt niet dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd.
Is de aanslag forensenbelasting terecht opgelegd?
5.4. Niet in geschil is dat belanghebbende in 2022 na aankoop vrijelijk over de woning kon beschikken. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of in 2022 sprake was van een gemeubileerde woning en of - in het verlengde daarvan - aan het 90 dagen criterium is voldaan.
Is sprake van een gemeubileerde woning?
5.5. Naar vaste rechtspraak moet de vraag of een woning op zichzelf beschouwd naar aard en inrichting zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen en daarom is aan te merken als woning, te worden beantwoord aan de hand van de aanwezigheid van voorzieningen als een keuken, een toilet, een wasgelegenheid, de mogelijkheid om de woning te verwarmen en er te overnachten, en de woning is aangesloten op nutsvoorzieningen (water, gas en/of elektra). Als dit het geval is, is sprake van een gemeubileerde woning als bedoeld in regelgeving betreffende forensenbelasting, zoals de Verordening.
5.6. Niet in geschil is dat de woning in 2022 –ook tijdens de renovatiewerkzaamheden– over voornoemde voorzieningen en faciliteiten beschikte. Belanghebbende stelt echter dat die voorzieningen gelet op de werkzaamheden en de staat waarin de bestaande voorzieningen verkeerden niet bruikbaar waren. In dit kader wijst belanghebbende op vochtproblemen in de badkamer, een kapot expansievat, lekkend leidingwerk en een niet werkend ventilatiesysteem.
5.7. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitgevoerde werkzaamheden en de staat van de woning, zoals die uit de door belanghebbende overlegde stukken blijken, niet van zodanige aard dat er op enig moment geen sprake was van een gemeubileerde woning in de zin van de Verordening. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een beschrijving van de in 2022 geplande en de uitgevoerde werkzaamheden gegeven. Daaruit blijkt dat de keuken en de badkamer niet zijn vervangen in 2022. Aan uitgevoerde werkzaamheden noemt hij onder meer schilderwerk, gevelreiniging, het aanbrengen van een nieuwe erfafscheiding en het vervangen van de Cv-ketel, verlichting en hang- en sluitwerk. De rechtbank acht dergelijke werkzaamheden niet zodanig ingrijpend dat daardoor een ongemeubileerde woning is ontstaan.
5.8. Anders dan belanghebbende stelt is de rechtbank ook niet gebleken dat de bestaande voorzieningen in de woning niet bruikbaar waren. Het bouwkundig rapport, waar belanghebbende naar verwijst, ondersteunt die stelling niet. In het rapport staat vermeldt dat de verwarming, ook met een defect expansievat, en het ventilatiesysteem normaal functioneren en zowel deze voorzieningen als de badkamer krijgen in het algemeen de kwalificatie ‘goed’. Het advies om onderdelen (op termijn) te vervangen of te verbeteren ter voorkoming van potentiële problemen betekent niet dat de voorzieningen niet bruikbaar zijn. De keuze van belanghebbende om in afwachting van de verbeteringen geen gebruik te maken van de faciliteiten maakt evenmin dat sprake is van een ongemeubileerde woning.
90 dagen criterium
5.9. De heffingsambtenaar is alleen bevoegd om forensenbelasting te heffen, wanneer de woning meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor belanghebbende zelf of voor zijn gezin beschikbaar is gehouden. Dit behoeft geen aaneensluitende periode te betreffen. Voor het bepalen of aan het genoemde criterium is voldaan tellen niet mee het aantal dagen in 2022 waarop de woning voor verhuring was bestemd, onbruikbaar was of niet mocht worden gebruikt als gevolg van een overheidsmaatregel.
5.10. Anders dan belanghebbende stelt is voor het 90 dagen criterium niet van belang of de woning langer dan 90 dagen onbruikbaar was door in dit geval een verbouwing. Het gaat erom of de uitgevoerde werkzaamheden het eigen gebruik in de weg stond en de woning daardoor in 2022 90 dagen of minder ter beschikking van belanghebbende heeft gestaan. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de uitgevoerde werkzaamheden het gebruik van de woning niet hebben verhinderd. Nu de periode waarin belanghebbende de woning in 2022 tot zijn beschikking heeft gehad vanaf de aankoop meer dan 90 dagen beloopt, is dus ook voldaan aan de voorwaarde dat de woning op meer dan 90 dagen beschikbaar is gehouden.
5.11. Belanghebbende doet verder nog een beroep op het gelijkheidsbeginsel onder verwijzing naar de uitspraak van rechtbank Middelburg van 19 februari 2009, ECLI:NL:RBMID:2009:BH3818. Dat beroep slaagt niet, omdat het in die uitspraak niet ging om een bestaande woning, zoals die van belanghebbende, maar om een nieuwbouwwoning. Belanghebbende vergelijkt daarmee ongelijke situaties. Daar komt bij dat in die zaak niet in geschil was dat geen sprake was van een belastbaar feit omdat de woning op het moment van het opleggen van de aanslag (nog) niet op meer dan 90 dagen gemeubileerd was. Zoals hiervoor is overwogen is daarvan in dit geval geen sprake.
5.12. Het voorgaande betekent dat is voldaan aan de voorwaarden voor belastingplicht voor de forensenbelasting als bedoeld artikel 2, eerste lid, van de Verordening, namelijk het op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of zijn gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Dat belanghebbende ervoor heeft gekozen om niet in de woning te overnachten totdat de verbouwing is voltooid, naar eigen zeggen in 2023, maakt dit niet anders. De aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 is terecht opgelegd.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 24 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.