Direct naar content gaan

Samenvatting

IO is lid van de raad van commissarissen (RvC) van een stichting waarvan de kernactiviteit bestaat in het blijvend aanbieden van huisvesting aan hulpbehoevenden. X ontvangt voor zijn werkzaamheden als commissaris een brutovergoeding van € 14.912 per jaar.

Hiernaast werkt IO in dienstbetrekking als gemeenteambtenaar. Zijn functie als lid van voornoemde RvC raakt evenwel niet de gemeente waarvoor hij werkt, waardoor de kwestie van eventuele belangenverstrengeling niet aan de orde is.

Bij Hof Den Bosch is in geschil of X voor zijn werkzaamheden als lid van de RvC van de stichting als belastingplichtige in de zin van artikel 7 Wet OB 1968 en in de zin van artikel 9 en 10 Btw-richtlijn moet worden aangemerkt. Dat X een economische activiteit verricht, is niet in geschil. Tussen IO en de Belastingdienst is echter in geschil of die activiteit zelfstandig wordt uitgeoefend.

Het Hof heeft twijfels over de uitlegging van (artikel 9 en 10 van) de Btw-richtlijn en heeft aan het HvJ over deze kwestie een prejudiciële vraag gesteld (Hof den Bosch 21 juni 2018, 16/03573, ECLI:NL:GHSHE:2018:2685, NLF 2018/1584, met noot van Van Kesteren).

Het HvJ verklaart voor recht dat een lid van de RvC zoals in het hoofdgeding, die wat de uitoefening van zijn werkzaamheden als lid van die raad betreft weliswaar op geen enkele wijze hiërarchisch ondergeschikt is ten aanzien van het bestuursorgaan of de RvC van die stichting, doch noch in eigen naam, noch voor eigen rekening, noch onder zijn eigen verantwoordelijkheid handelt, maar handelt voor rekening en onder de verantwoordelijkheid van diezelfde raad, en evenmin het economische bedrijfsrisico draagt, aangezien hij een vaste vergoeding ontvangt die niet afhankelijk is van zijn deelname aan vergaderingen of van zijn feitelijk gewerkte uren, niet zelfstandig een economische activiteit verricht.

Met het onderhavige arrest dreigt met de commissaris te gebeuren wat eerder al met de directeur-grootaandeelhouder is gebeurd: uit de btw, in de btw en weer uit de btw. Op basis van goedkeurend beleid was pas sprake van belastingplicht voor commissarissen vanaf vijf commissariaten. Onder druk van de Europese Commissie heeft Nederland dit beleid verlaten en werd de commissaris als zelfstandig en belastingplichtig beschouwd. Het HvJ zet in dit arrest een streep door de zelfstandigheid en daarmee tevens door de belastingplicht. Ook illustreert dit arrest de complexiteit van de fiscaliteit op Europees niveau. De koerswijziging van Nederland werd veroorzaakt door de dreigende inbreukprocedure van de Europese Commissie als hoeder van een juiste en correcte toepassing van de Btw-richtlijn. Nederland wordt nu teruggefloten door het HvJ als daadwerkelijke uitlegger van diezelfde Btw-richtlijn. De uitkomst is diametraal anders. Voor de praktijk, zowel aan de zijde van belastingplichtigen als van de Belastingdienst, is dit hoogst ongelukkig.

Toetsing zelfstandigheid

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 april 2014 t/m 30 juni 2014
Instantie
HvJ
Datum instantie
13 juni 2019
Rolnummer
C‑420/18
ECLI
ECLI:EU:C:2019:490
Auteur(s)
prof. dr. G.J. van Norden
Meijburg & Co / Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2019/1471
Aflevering
27 juni 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2561
bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=2,bwbr0002629&artikel=1,bwbr0002629&artikel=3,bwbr0002629&artikel=3&lid=1,bwbr0002629&artikel=6d,bwbr0002629&artikel=7,bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=2,bwbr0002629&artikel=7&lid=5,bwbr0002629&artikel=8,bwbr0002629&artikel=8&lid=2,bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=12&lid=5,bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=26,bwbr0002629&artikel=35a,bwbr0002634&artikel=33,bwbr0005537&artikel=7:13

Naar de bovenkant van de pagina