Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is sinds 2001 arbeidsongeschikt. Hij heeft in verband met deze arbeidsongeschiktheid periodieke uitkeringen ontvangen van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en van verzekeringsmaatschappijen (hierna: de uitkeringen).

Voor Hof Den Haag was in geschil of de uitkeringen als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking tot het belastbare inkomen uit werk en woning moeten worden gerekend. Het Hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord, aangezien de uitkeringen naar hun aard niet zijn aan te merken als een vergoeding voor door een beroepsziekte geleden schade, meer in het bijzonder letselschade.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

X heeft kennelijk het oog op de rechtspraak inzake (eenmalige) vergoedingen die een werkgever toekent in verband met diens aansprakelijkheid voor een aan een werknemer overkomen ongeval. Die rechtspraak heeft echter geen betrekking op periodieke uitkeringen zoals de uitkeringen die hij ontvangt.

De Hoge Raad oordeelt voorts dat X ten onrechte niet ter zitting door het Hof is gehoord, maar dat dit niet tot cassatie kan leiden. Het Hof had namelijk niet tot een ander oordeel inzake de in hoger beroep bestreden aanslagen kunnen komen. Wel ziet de Hoge Raad hierin aanleiding om te bepalen dat het griffierecht dat X voor het cassatieberoep heeft betaald, moet worden vergoed.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2016 en 2017
Instantie
HR
Datum instantie
11 maart 2022
Rolnummer
20/03993
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:158
Auteur(s)
dr. F.M. Werger
BDO
NLF-nummer
NLF 2022/0620
Aflevering
31 maart 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4911
bwbr0002471&artikel=10&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:57,bwbr0005537&artikel=8:57&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.5,bwbr0005537&artikel=8:57,bwbr0011353&artikel=3.5

Naar de bovenkant van de pagina