Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een onroerende zaak. De onroerende zaak is een recreatieterrein van in totaal 68.762 m², waarop X samen met zijn echtgenote een camping exploiteert.

In geschil is de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018 en 1 januari 2019.

De camping bestaat onder meer uit 141 jaarplaatsen waarop vaste campinggasten een stacaravan hebben geplaatst, die hen langdurig ter beschikking staat. Vanwege natrekking moeten ook de (fictieve huuropbrengsten van de) 141 stacaravans worden gewaardeerd. Met uitzondering van de 141 stacaravans is er tussen partijen geen geschil over de waardering, zodat Rechtbank Noord-Nederland specifiek ingaat op dit element.

Beide partijen maken de door hen verdedigde waarden niet aannemelijk. Het is normaal gesproken dan de bedoeling dat de Rechtbank die waarde eenvoudigweg schat en daarbij past geen uitgebreide motivering. Omdat partijen niet de enigen zijn die tegen dit waarderingsprobleem aanlopen en omdat zij er zelf ook iets aan kunnen hebben, geeft de Rechtbank toch meer inzicht in haar gedachtegang.

Binnen het kader van de Operational Cash Flow (OCF) methode moeten de 141 stacaravans worden gewaardeerd aan de hand van een geobjectiveerde opbrengst voor het gebruik, die aansluit bij de feitelijke omstandigheden. De Rechtbank komt uiteindelijk tot het oordeel dat zij niet kan bepalen waartoe de OCF-methode in dit geval zou leiden. De Rechtbank stelt de waarde van de onroerende zaak dan voor beide jaren schattenderwijs vast en wel op een bedrag van € 2.100.000.

Gelet hierop is het beroep gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2019-2020
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
8 juli 2022
Rolnummer
21/975; 21/976
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:2357
NLF-nummer
NLF 2022/1426
Aflevering
21 juli 2022
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina