Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft sinds 2006 een eenmanszaak en repareert onder andere schoenen en lederwaren. Hij heeft bij de aangifte IB/PVV 2016 een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 5.710 in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden gecorrigeerd.

In geschil is of dat terecht is. Specifiek in geschil is of de activiteiten die X in 2016 heeft verricht kwalificeren als een bron van inkomen.

Dat is volgens Rechtbank Den Haag niet het geval. De activiteiten van X hebben vanaf 2006 tot en met 2016 steeds tot negatieve resultaten geleid. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. De recente ontwikkelingen – waaronder het feit dat de eenmanszaak sinds 1 april 2020 als erkend leerbedrijf functioneert, X met ingang van 1 oktober 2020 een winkelpand huurt en zijn activiteiten heeft uitgebreid met een inlijstservice – onderbouwen niet dat sprake was van een objectieve voordeelsverwachting in 2016, aangezien deze feiten en omstandigheden toen niet van toepassing waren. Overigens is ook niet gebleken dat de activiteiten van X in 2020 wel tot een positief resultaat hebben geleid.

De Rechtbank verwerpt het beroep op gewekt vertrouwen en verklaart het beroep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
13 juli 2021
Rolnummer
20/6962
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:9175
NLF-nummer
NLF 2022/0029
Aflevering
6 januari 2022

Naar de bovenkant van de pagina