Direct naar content gaan

Samenvatting

Vennootschap A drijft een onderneming in de luchtvracht. X (belanghebbende) is middellijk aandeelhouder van A. In 2002 is door X en de andere middellijk aandeelhouder (hierna: Y) een constructie opgezet waarbij met gefingeerde facturen op naam van een bestaande Zwitserse AG en een coderekening bij UBS in Zwitserland overboekingen ten laste zijn gebracht van de winst van A. Vanaf de coderekening zijn bedragen overgeboekt naar de persoonlijke UBS-rekeningen van X en Y. Met dagtekening 9 oktober 2015 heeft X een inkeermelding gedaan met betrekking tot het door hem aangehouden vermogen in het buitenland.

In geschil zijn naar aanleiding hiervan opgelegde (navorderings)aanslagen en vergrijpboetes.

Hof Amsterdam is evenals Rechtbank Noord-Holland van oordeel dat de door X genoten reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang (middellijke uitdelingen van winst) zijn opgekomen in het buitenland als bedoeld in artikel 16, lid 4, AWR. De verlengde navorderingstermijn is van toepassing.

X heeft bij zijn brief van 9 oktober 2015 nog niet de juiste en volledige inlichtingen verstrekt als bedoeld in artikel 67n AWR. Hij heeft niet eerder dan in een brief van 11 november 2016 gemeld dat hij naast inkomsten uit verzwegen bezittingen in box 3 ook niet-aangegeven voordelen uit aanmerkelijk belang heeft genoten. Deze brief kan echter niet worden aangemerkt als een inkeer uit eigen beweging, als bedoeld in artikel 67n AWR, ter zake van de niet-aangegeven voordelen uit aanmerkelijk belang.

Het Hof is verder evenals de Rechtbank van oordeel dat de Inspecteur het bewijs voor de opgelegde vergrijpboetes volledig heeft geleverd op basis van wilsonafhankelijke documenten. Ook het Hof ziet daarom geen aanleiding om aan het verzuim van de Inspecteur om bij de aanvang van het gesprek op 26 oktober 2017 de cautie te geven, gevolgen te verbinden.

Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval vergrijpboetes van 85% van de nagevorderde belasting, vóór de door de Rechtbank toegepaste vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, passend en geboden zijn.

De Hoge Raad heeft op 21 april 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/03044)

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2003-2015
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
16 juni 2022
Rolnummer
21/00021; 21/00022; 21/00023; 21/00024; 21/00025; 21/00026; 21/00027; 21/00028; 21/00029; 21/00030; 21/00031; 21/00032; 21/00033
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1790
NLF-nummer
NLF 2022/1524
Aflevering
4 augustus 2022
bwbr0002320&artikel=16&lid=4,bwbr0002320&artikel=16&lid=4,bwbr0002320&artikel=67n,bwbr0002320&artikel=67n

Naar de bovenkant van de pagina