Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) exploiteert een transportonderneming in de vorm van een eenmanszaak. De Inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek over de jaren 2009 tot en met 2013 naheffingsaanslagen OB opgelegd van in totaal € 360.570. De correcties zijn volledig gebaseerd op de door de Inspecteur geconstateerde aansluitingsverschillen zoals deze voortvloeien uit de administratie van X.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat het communautair verdedigingsbeginsel niet is geschonden omdat X tijdens de verschillende gesprekken tijdens het boekenonderzoek op de hoogte is gesteld van de reden en de omvang van de naheffingsaanslagen die de Inspecteur van plan was op te leggen en hij voldoende gelegenheid heeft gehad zich over dat voornemen uit te laten. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag over de jaren 2012-2013 verminderd met de verschuldigde omzetbelasting over de maand oktober 2013 omdat de transportonderneming van X met ingang van 1 oktober 2013 is ingebracht in een bv. Voor het overige zijn de naheffingsaanslagen in stand gebleven.

X heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij Hof Den Haag.

Het Hof begrijpt dat X het geschil in hoger beroep heeft willen beperken tot de vraag of de Inspecteur het communautair verdedigingsbeginsel heeft geschonden. Het Hof komt niet tot een ander oordeel dan de Rechtbank heeft gegeven.

Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Op het cassatieberoep van X oordeelt de Hoge Raad dat de aanname dat het X onder de gegeven omstandigheden duidelijk moet zijn geweest dat naheffing zou plaatsvinden, niet voldoende is voor de conclusie dat X expliciet, dat wil zeggen in niet mis te verstane bewoordingen, ervan op de hoogte is gesteld dat de Inspecteur het voornemen had om bepaalde naheffingsaanslagen op te leggen.

In zoverre is het cassatiemiddel terecht voorgesteld. Dit kan echter niet tot cassatie leiden. Een schending van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel leidt namelijk alleen tot vernietiging van het bezwarende besluit als het besluitvormingsproces van de Inspecteur zonder die schending een andere afloop zou kunnen hebben gehad (vgl. HR 25 maart 2022, 20/01470, ECLI:NL:HR:2022:442, NLF 2022/0672, met noot van Wolf, r.o. 2.5.2). Dat is echter niet het geval geweest.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2009-2013
Instantie
HR
Datum instantie
24 juni 2022
Rolnummer
20/00851
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:934
Auteur(s)
prof. mr. dr. R.A. Wolf
Baker & McKenzie/Rijksuniversiteit Groningen
NLF-nummer
NLF 2022/1285
Aflevering
7 juli 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5110
bwbr0002320&artikel=20,bwbr0002320&artikel=20,bwbr0004770&artikel=10,bwbr0004770&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina