Direct naar content gaan

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) is een ondernemingspensioenfonds. Zij heeft met bedrijf A een pensioenuitvoeringsovereenkomst gesloten. Aan X is over het eerste kwartaal 2019 voor € 77.741,95 aan kosten in rekening gebracht, waarin voor € 15.946,02 aan btw (voorbelasting) is begrepen. Dit betreft accountantskosten, actuariskosten en kosten van dienstverleners die software leveren voor salaris- en pensioenadministratie.

In geschil is of X recht heeft op aftrek van de aan haar in rekening gebrachte voorbelasting.

Volgens Rechtbank Noord-Holland verbindt X zich als verzekeraar jegens de deelnemers om, tegen betaling van premie, bij het intreden van het verzekerde risico (zoals het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd) uitkeringen te doen. Dit is een vrijgestelde prestatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, onderdeel k, Wet OB 1968. Daarom heeft X in het geheel geen recht op aftrek van de door haar geclaimde voorbelasting, aldus de Rechtbank.

X heeft tegen dit oordeel hoger beroep ingesteld, maar Hof Amsterdam verklaart dat ongegrond. X verricht, ook al is zij geen verzekeraar, prestaties die de wezenlijke kenmerken hebben van een handeling ter zake van verzekering als bedoeld in artikel 11, lid 1, onderdeel k, Wet OB 1968, welke bepaling is gebaseerd op artikel 135, lid 1, onderdeel a, Btw-richtlijn. Het Hof verwijst hierbij naar diverse uitspraken van het HvJ. Dat X naast het uitvoeren van een pensioenregeling, zijnde een (vrijgestelde) verzekeringshandeling, nog andere af te zonderen (belaste) prestaties verricht, volgt het Hof niet.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1e kwartaal 2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
23 februari 2023
Rolnummer
21/00319
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1249
NLF-nummer
NLF 2023/1334
Aflevering
15 juni 2023
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina