Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is geboren in 1958, heeft de Duitse nationaliteit, is ongehuwd en woonde het gehele jaar 2013 Nederland. In deze procedure over de aanslagen IB/PVV 2013 en Zvw 2013 is in geschil of X recht heeft op toepassing van de arbeidskorting ter zake van een Duitse arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Dat is volgens Rechtbank Noord-Holland niet het geval. Een Duitse arbeidsongeschiktheidsuitkering is niet zonder meer gelijk te stellen aan een Nederlandse tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. De Rechtbank heeft verder onder meer geoordeeld dat een nabetaling van de DRV-Bund terecht in 2013 in de heffing is betrokken. De door X bedoelde nabetaling is ontvangen in 2013 en behoort daarom tot het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2013. Dat de uitkering reeds in 2006 had moeten worden toegekend, zoals X stelt, maakt dit niet anders.

X heeft ter zake van eerdere jaren tevergeefs geprocedeerd over het niet toepassen van de arbeidskorting over de WAO-uitkering.

Hetgeen geldt met betrekking tot de toepassing van de arbeidskorting over de WAO-uitkering geldt mutatis mutandis eveneens voor de Duitse uitkering, aldus de Rechtbank. De Rechtbank is verder van oordeel dat het optreden van de Inspecteur, noch de wettelijke regeling inzake de arbeidskorting of de Zvw, in strijd is met enige bovenwettelijke rechtsnorm.

Hof Amsterdam bevestigt in hoger beroep de oordelen van de Rechtbank en verklaart zich onbevoegd ter zake van een verzoek om schadevergoeding.

De Hoge Raad heeft op 29 november 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2013
Instantie
HR
Datum instantie
29 november 2024
Rolnummer
22/04461
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1743
NLF-nummer
NLF 2024/2680
Aflevering
3 december 2024
bwbr0011353&artikel=3.146,bwbr0011353&artikel=3.146

Naar de bovenkant van de pagina