Direct naar content gaan

Samenvatting

Tussen X, trustkantoor Y en de Belastingdienst bestaat al jarenlang discussie over de vraag of X en Y in Nederland (binnenlands of buitenlands) belastingplichtig zijn. X is sinds de oprichting directeur-grootaandeelhouder van Y. X is tevens indirect bestuurder van een stichting. Een andere stichting beheert de cliëntengelden van Y.

De Belastingdienst heeft informatie over bankgegevens van X en Y opgevraagd bij de Zwitserse autoriteiten om hun belastingplicht in Nederland te kunnen vaststellen.

X vordert in dit kort geding samen met Y, en beide stichtingen (ook genoemd: X c.s.) de Belastingdienst op straffe van een dwangsom te gebieden het inlichtingenverzoek in te trekken. Zij leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de Belastingdienst jegens hen onrechtmatig handelt.

De voorzieningenrechter (Rechtbank Den Haag) verklaart de stichtingen niet-ontvankelijk in hun vorderingen omdat het informatieverzoek slechts betrekking heeft op X en Y.

De vordering tot intrekking van het informatieverzoek wordt afgewezen. Er is niet gebleken van onrechtmatig handelen van de Belastingdienst. Daarom bestaat er ook geen aanleiding voor toewijzing van het gevorderde voorschot op schadevergoeding. Ook die vordering wordt afgewezen.

De vordering in reconventie van de Belastingdienst tot verstrekking van gegevens op straffe van een dwangsom (artikel 47 AWR) wordt eveneens afgewezen, omdat de vordering van de Belastingdienst ten aanzien van de gegevens die moeten worden verstrekt niet concreet genoeg is.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1 maart 2010 t/m december 2020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
8 december 2021
Rolnummer
C-09-617964-KG ZA 21-883
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:13503
Auteur(s)
mr. I. de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2022/0200
Aflevering
27 januari 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4780
bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47,bwbv0004082&artikel=26,bwbv0004082&artikel=26

Naar de bovenkant van de pagina