Direct naar content gaan

Samenvatting

Nadat een boekenonderzoek bij een BV is afgerond wil deze vennootschap ten laste van de winst onder andere een voorziening vormen voor de naheffingsaanslag loonbelasting die voortvloeit uit het boekenonderzoek. Voor de hoogte van de te vormen voorziening wenst de BV uit te gaan van de aanvankelijk door de inspecteur opgelegde naheffingsaanslag. Het Hof oordeelt echter dat ter zake van de over het onderhavige jaar nageheven loonbelasting bij de bepaling van de winst rekening gehouden kan worden met de materiële, uit de wet voortvloeiende, belastingschuld. Daarbij dient niet te worden uitgegaan van de aanvankelijk door de inspecteur opgelegde naheffingsaanslag, maar van de schuld zoals die blijkt uit de uitspraak die door het Hof is gedaan met betrekking tot die naheffingsaanslag. Tegen dit oordeel stelde de BV cassatieberoep in. De Hoge Raad bevestigt echter het oordeel van het Hof. De BV had voorts nog een beroep gedaan op punt 14 van het Besluit van 11 november 2004, nr. CPP2004/814M (dit besluit handelt over goed koopmansgebruik, redactie). Ook dit helpt de BV niet omdat het Besluit geen hogere voorziening toestaat dan hetgeen het Hof heeft overwogen. Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
HR
Datum instantie
11 april 2008
Rolnummer
44.089
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC9189
bwbr0011353&artikel=3.25

Naar de bovenkant van de pagina