Direct naar content gaan

Samenvatting

Skellefteå Industrihus is een vennootschap naar Zweeds recht die op een haar toebehorend terrein een voor verhuur bestemd kantoorpand wilde laten bouwen. Zij verzocht en verkreeg bij de bouw ervan toestemming om vanaf november 2012 gebruik te maken van de regeling voor optionele toepassing van btw. Vervolgens heeft zij 966.508 Zweedse kronen (SEK) (ongeveer € 95.400) voorbelasting afgetrokken over haar verwervingen, hoofdzakelijk architectendiensten voor het geplande gebouw. Nadat een van de potentiële toekomstige huurders had aangekondigd dat hij niet langer geïnteresseerd was in de huur van kantoorruimte in het betreffende pand, bleek uit de herbeoordeling van de kosten dat het project niet winstgevend was. Daarom is in september 2013 besloten het project stop te zetten, waardoor een einde is gekomen aan de regeling voor optionele onderwerping aan btw. Skellefteå heeft in december 2013 alle btw moeten terugbetalen die zij in aftrek had gebracht in de periode waarin zij gebruik had gemaakt van de regeling voor optionele toepassing van btw. Drie jaar later verzocht zij echter om de aftrek van deze voorbelasting alsnog toe te staan, omdat zij van mening was dat de verplichting om de afgetrokken voorbelasting terug te betalen niet verenigbaar was met de Btw-richtlijn.

De Högsta förvaltningsdomstol (hoogste bestuursrechter, Zweden) heeft over deze kwestie aan het HvJ om een prejudiciële beslissing verzocht.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

De artikelen 137, 168, 184 tot en met 187, 189 en 192 Btw-richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling waarin is bepaald dat een vastgoedeigenaar die bij de bouw van een voor verhuur bestemd pand gebruik heeft gemaakt van de regeling voor optionele toepassing van btw en de voorbelasting over verwervingen voor dit vastgoedproject heeft afgetrokken, verplicht is om het hele bedrag van deze belasting onmiddellijk terug te betalen, eventueel vermeerderd met rente, omdat het voorgenomen project dat recht op aftrek gaf niet tot enige belastbare activiteit heeft geleid. Voornoemde artikelen staan echter niet in de weg aan een nationale regeling waarin is bepaald dat in een dergelijke situatie de aftrek van voorbelasting verplicht moet worden herzien.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2012-2013
Instantie
HvJ
Datum instantie
18 mei 2021
Rolnummer
C‑248/20
ECLI
ECLI:EU:C:2021:394
Auteur(s)
mr. A. Vroon
Hof Den Haag
NLF-nummer
NLF 2021/1647
Aflevering
26 augustus 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4511
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,celex32006l0112&artikel=137,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=184,celex32006l0112&artikel=185,celex32006l0112&artikel=186,celex32006l0112&artikel=187,celex32006l0112&artikel=189,celex32006l0112&artikel=192,celex32006l0112&artikel=137,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=184,celex32006l0112&artikel=185,celex32006l0112&artikel=186,celex32006l0112&artikel=187,celex32006l0112&artikel=189,celex32006l0112&artikel=192

Naar de bovenkant van de pagina