Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

AA bezit paarden die in verschillende landen voor wedstrijden worden gebruikt. Ze exporteerde twee paarden naar Noorwegen, dat wil zeggen buiten het douanegebied van de Unie. Nadat de paarden aan wedstrijden hadden deelgenomen, werden ze via een grensovergang van Noorwegen naar Zweden teruggebracht naar de Unie. AA stopte niet bij de douanepost om de paarden aan te bieden en een douaneaangifte te doen. In plaats daarvan werd ze pas bij een wegcontrole van de Tullverk (douaneautoriteit) tegengehouden, toen ze de douanepost net was gepasseerd.

De verwijzende rechter (de Högsta förvaltningsdomstol; hoogste bestuursrechter Zweden) vraagt zich thans af hoe artikel 143, lid 1, onderdeel e, Btw-richtlijn en artikel 86, lid 6, DWU moeten worden uitgelegd. Hij ziet twee mogelijkheden. In alle gevallen moet zijn voldaan aan de voorwaarden waarin artikel 203 DWU voorziet voor het verlenen van de vrijstelling, of de vrijstelling kan ook worden verleend wanneer niet is voldaan aan de in artikel 203 voorziene procedurele voorwaarden (in casu ontbrak zowel de aangifte van het in het vrije verkeer brengen als een verzoek om vrijstelling). De verwijzende rechter heeft hierover aan het HvJ een prejudiciële vraag gesteld.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging de prejudiciële vraag als volgt te beantwoorden:

Artikel 143, lid 1, onderdeel e, Btw-richtlijn vereist alleen dat aan de inhoudelijke voorwaarden van artikel 203 DWU is voldaan. Voor zover een douaneschuld in de zin van artikel 79 DWU alleen wegens niet-naleving van de verplichting tot douaneaangifte overeenkomstig artikel 158, lid 1, DWU en de verplichting tot aanbrengen overeenkomstig artikel 139, lid 1, DWU of het ontbrekende verzoek om vrijstelling van invoerrechten in de zin van artikel 203 DWU is ontstaan, is de wederinvoer van terugkerende goederen als bedoeld in artikel 203 DWU van btw vrijgesteld. Om deze reden is het voor de vrijstelling van btw bij invoer in de zin van artikel 143, lid 1, onderdeel e, Btw-richtlijn niet van belang of er sprake is van de uitzondering van artikel 86, lid 6, DWU (op grond van een ontbrekende poging tot bedrog).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
onbekend
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
6 maart 2025
Rolnummer
C-125/24
ECLI
ECLI:EU:C:2025:162
Auteur(s)
mr. A. Wolkers
Ploum advocaten
NLF-nummer
NLF 2025/0585
Aflevering
18 maart 2025
Judoregnummer
JCDI:NFB6841
celex32006l0112&artikel=143,celex32006l0112&artikel=143

Naar de bovenkant van de pagina