Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) houdt zich bezig met onder meer het ontwikkelen en exploiteren van onroerende zaken, het uitoefenen van een aannemersbedrijf en het ter beschikking stellen van personeel voor de uitvoering van projecten.

Aandeelhouders van X in de jaren 2013 tot en met 2016 zijn de heer B (40% van de aandelen), de heer C (40% van de aandelen) en A (bv; 20% van de aandelen).

B en C zijn elk voor 50% aandeelhouder van A en A is op haar beurt 100% aandeelhouder van B (bv).

In de statuten van X en A is opgenomen dat ieder aandeel recht geeft op het uitbrengen van één stem.

In geschil is of X, A en B een fiscale eenheid vormen in de zin van artikel 7, lid 4, Wet OB 1968.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat B, C, noch A middellijk of onmiddellijk een meerderheid van de aandelen en bijbehorende zeggenschap heeft in X. Onder die omstandigheden is geen sprake van financiële verwevenheid (vgl. HR 18 februari 2022, 19/03185, ECLI:NL:HR:2022:269, NLF 2022/0457, met noot van Gruson).

X, A en B hebben in financieel, organisatorisch en economisch opzicht – tezamen beschouwd – geen zodanige banden dat zij als een eenheid een zelfstandige economische activiteit uitoefenen, omdat de financiële verwevenheid ontbreekt. Van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting kan daarom geen sprake zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval aan X voor de juiste bedragen naheffingsaanslagen zijn opgelegd. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2013-2016
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
7 april 2022
Rolnummer
19/5284; 19/5291
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2022:1758
NLF-nummer
NLF 2022/0974
Aflevering
19 mei 2022
bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0002629&artikel=7&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina