Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woont in België. Zijn werkgever is in Nederland gevestigd. De werkgever heeft X een nieuwe auto ter beschikking gesteld (cataloguswaarde € 114.053). Deze auto is op 6 april 2019 in het Nederlandse kentekenregister ingeschreven en is op dezelfde datum voor het eerst toegelaten tot de openbare weg.

In geschil is de maandelijkse bijtelling (augustus-december 2020) op grond van artikel 13bis Wet LB 1964 aan LB/PVV die is ingehouden op het loon van X.

X betoogt dat de bijtelling een inbreuk maakt op artikel 110 VWEU, omdat deze maatregel de import van gebruikte auto’s uit andere lidstaten belemmert. Doordat voor de bijtelling geen onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe auto’s en gebruikte auto’s, zullen werknemers veelal kiezen voor een nieuwe auto, aldus X. Hij stelt dat in België wel onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe en gebruikte auto’s.

Hof Arnhem-Leeuwarden verwerpt het betoog. Met Rechtbank Gelderland concludeert het Hof dat artikel 13bis Wet LB 1964 geen inbreuk maakt op artikel 110 VWEU (vgl. Hof Den Bosch 19 december 2018, 18/00370 t/m 18/00378, ECLI:NL:GHSHE:2018:5411, NLF 2019/0680).

X heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 wegens undue delay en hierdoor op een vergoeding van proceskosten van € 437,50. Er bestaat geen aanleiding om (tevens) te bepalen dat de Staat het griffierecht aan X moet vergoeden.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
20 augustus 2024
Rolnummer
22/700; 22/701; 23/510; 23/511
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:5332
NLF-nummer
NLF 2024/2017
Aflevering
10 september 2024
bwbr0002471&artikel=13bis,bwbr0002471&artikel=13bis

Naar de bovenkant van de pagina