Direct naar content gaan

Samenvatting

De belanghebbenden in deze procedure (hierna: eisers) hebben een woning in Amsterdam in erfpacht. Het eigendomsrecht berust bij de gemeente Amsterdam. Op 9 mei 2017 heeft het college van B en W een overstapregeling van voortdurende naar eeuwigdurende erfpacht voor woonbestemmingen 2017 vastgesteld (de overstapregeling). Bij de berekening van de eeuwigdurende canon en de afkoop daarvan vormt de WOZ-waarde op de peildatum 1 januari 2014 dan wel 1 januari 2015 de basis. Het betreft dus de WOZ-waarde die is vastgesteld voor de kalenderjaren 2015 dan wel 2016.

Aan eisers was al een WOZ-beschikking over 2015 dan wel 2016 verstrekt. Zij hebben een nieuwe WOZ-beschikking gevraagd en daarbij aangevoerd dat zij destijds niet wisten dat de WOZ-waarde van belang zou zijn bij de overstap naar eeuwigdurende erfpacht. Zij vinden dat de WOZ-waarde voor hun woning te hoog is vastgesteld en dat zij alsnog in de gelegenheid moeten worden gesteld om die waarde aan te vechten. De Heffingsambtenaar heeft de verzoeken afgewezen omdat de Wet WOZ het verstrekken van een nieuwe (voor bezwaar vatbare) WOZ-beschikking aan de eigenaar in de onderhavige gevallen niet toelaat. Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

Eisers hebben beroep ingesteld. Rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat de weigering van de Heffingsambtenaar om de gevraagde waardebeschikking te nemen geen voor bezwaar vatbare beschikking is, zodat de Heffingsambtenaar de daartegen gerichte bezwaren van eisers gelet op het zogenoemde gesloten stelsel van rechtsmiddelen (artikel 26, lid 1, AWR) terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De afwijzing van het verzoek om een nieuwe waardebeschikking over 2015 dan wel 2016 te verstrekken, is niet in strijd met artikel 1 EP. Ook is het vertrouwens- dan wel het gelijkheidsbeginsel niet geschonden, aldus de Rechtbank. Eisers hebben hoger beroep ingesteld.

Hof Amsterdam verwerpt het standpunt van eisers dat niet het Hof, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd is het hoger beroep te behandelen.

Voor het overige bevestigt het Hof de uitspraak van de Rechtbank. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (19/03952)

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2015-2016
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
11 juli 2019
Rolnummer
18/00698, 18/00699, 18/00700
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2442
NLF-nummer
NLF 2019/1722
Aflevering
25 juli 2019
bwbr0002320&artikel=26,bwbr0002320&artikel=26,bwbr0007119&artikel=26,bwbr0007119&artikel=26,bwbr0007119&artikel=28,bwbr0007119&artikel=28

Naar de bovenkant van de pagina