Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze conclusie gaat over de op 1 januari 2024 in werking getreden Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm. De daarbij ingevoerde nieuwe artikelen 19a Wet BPM en 30a Wet WOZ bepalen een aanzienlijk lagere proceskostenvergoeding (hierna: pkv) voor beroepsmatige procesvertegenwoordiging in WOZ- en BPM-procedures dan in andere fiscale procedures.

Dit is de eerste zaak waarin de Hoge Raad voornoemde wet waarschijnlijk moet toepassen.

Geen van beide partijen heeft de vraag aan de orde gesteld of het pkv-onderscheid tussen WOZ- en BPM-zaken en andere fiscale zaken verenigbaar is met het discriminatieverbod in mensenrechtenverdragen, maar die vraag moet – voor de praktijk liefst zo snel mogelijk – wel beantwoord worden, niet alleen voor de cassatieprocedure, maar ook voor de beroepsfase en de hogerberoepsfase.

A-G Wattel verwijst in deze conclusie – mede – naar vijf onderdelen die in een gemeenschappelijke bijlage zijn opgenomen (ook behorend bij de WOZ-zaak met nummer 24/01942).

In deze zaak is er geen geschil meer, maar Hof Den Haag heeft ten onrechte geen pkv-punt toegekend voor het incidentele hoger beroep van X (bv; belanghebbende). De gemachtigde van X klaagt hier terecht over.

De A-G geeft de Hoge Raad in overweging het cassatieberoep gegrond te verklaren en de cassatieproceskostenvergoeding ex het Besluit fiscaal bestuursrecht op grond van artikel 19a, lid 2, onderdeel b, Wet BPM te vermenigvuldigen met 0,1.

Zie de bij deze zaak behorende gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2024:1141, NLF 2024/2498).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
niet bekend
Instantie
A-G
Datum instantie
25 oktober 2024
Rolnummer
24/00575
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:1140
Auteur(s)
mr. W.E. Nent
BDO
NLF-nummer
NLF 2024/2496
Aflevering
12 november 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6649
bwbr0005806&artikel=19a,bwbr0005806&artikel=19a

Naar de bovenkant van de pagina