Direct naar content gaan

Samenvatting

De ex-echtgenote van X (belanghebbende, hierna: Y) is in het jaar 2015 een onderneming gestart die onder meer is gericht op het verbinden van de economische sector met de creatieve sector.

In het jaar 2016 heeft Y een cursus Italiaans voor gevorderden gevolgd. De kosten van deze taalcursus bedroegen € 4.275. Daarnaast hebben X en Y in het jaar 2016 een studiereis gemaakt naar Florence. Het thema van deze studiereis was: kunst en cultuur, samenwerking tussen ondernemers en de creatieve sector. De kosten van deze studiereis bedroegen € 1.350.

X heeft in zijn aangifte IB/PVV 2016 de kosten voor de studiereis en taalcursus als persoonsgebonden aftrek wegens scholingsuitgaven in aanmerking genomen.

De Inspecteur heeft de aftrekpost niet geaccepteerd. Dat acht Rechtbank Zeeland-West-Brabant terecht. Uitgaven voor een studiereis vallen niet onder een van de in artikel 6.27 Wet IB 2001 genoemde categorieën. De uitgaven voor de taalcursus staan in een te ver verwijderd verband tot een concrete vorm van inkomensverwerving. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de taalcursus er voor Y op gericht was om (meer) inkomen uit haar onderneming te verwerven.

De Rechtbank oordeelt dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet is geschonden. Ook het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
1 september 2022
Rolnummer
21/3565
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:4953
NLF-nummer
NLF 2022/1829
Aflevering
22 september 2022
bwbr0011353&artikel=6.27,bwbr0011353&artikel=6.27

Naar de bovenkant van de pagina