Direct naar content gaan

Samenvatting

X en zijn ex-partner hebben in 2019 de zorg over hun twee kinderen verdeeld.

In geschil is of recht bestaat op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack).

Gelet op de leeftijd van beide kinderen is alleen de situatie van het jongste kind van belang bij de beoordeling of X recht heeft op de iack. Voor de periode 16 januari 2019 tot en met 31 december 2019 stond het jongste kind ingeschreven op het woonadres van de ex-partner.

Rechtbank Noord-Nederland overweegt dat de co-ouder op wiens woonadres het kind niet staat ingeschreven, toch aan de eisen voor de iack voldoet als het kind in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden tot het huishouden van beide ouders behoort. Een kind behoort op grond van artikel 44b Uitv.reg. 2001 (tekst 2019) tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders indien hij doorgaans ten minste drie gehele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft.

Op basis van de week- en weekendregeling en de vakantieregeling uit de zorg/contactregeling in het ouderschapsplan heeft X aannemelijk gemaakt dat het jongste kind in het jaar 2019 gedurende minstens 26 weken (en dus ten minste zes maanden) ten minste drie gehele dagen bij X verbleef en voor het overige bij de ex-partner. Hieruit volgt dat X recht heeft op toepassing van de iack.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
11 maart 2022
Rolnummer
21/2946
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:805
NLF-nummer
NLF 2022/0841
Aflevering
28 april 2022
bwbr0011353&artikel=8.14,bwbr0011353&artikel=8.14,bwbr0012031&artikel=44b,bwbr0012031&artikel=44b

Naar de bovenkant van de pagina