Samenvatting
De staatssecretaris heeft Kamervragen (17) beantwoord over belastingverdragen waarbij wordt ingegaan op de volgende drie onderwerpen:
- Vraag 1 t/m 11: De effectiviteit van de Wet bronbelasting 2021 (hierna: Wet BB 2021) met betrekking tot verdragslanden die zijn opgenomen in de regeling laagbelastende staten (Bahrein en Barbados) en niet-coöperatieve rechtsgebieden (Panama). Hierbij wordt ook gevraagd naar de voortgang van de onderhandelingen met deze landen.
- Vraag 12: Het bestrijden van internationale belastingontwijking en de voortrekkersrol die het kabinet daarin wil vervullen.
- Vraag 13 t/m 17: De ontwikkelingen in VN-verband en het raamwerkverdrag over internationale belastingsamenwerking. Er is gevraagd naar de Nederlandse positie waarbij onder andere wordt ingegaan op het belang van lage-inkomenslanden en het belasten van rijke individuen en multinationals.
De Wet BB 2021 bevat een termijn van drie kalenderjaren voordat bronbelasting wordt geheven in relatie tot verdragslanden die zijn opgenomen in de regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve jurisdicties.
De termijn in de Wet BB 2021 is opgenomen om Nederland de kans te geven heronderhandelingen over het belastingverdrag met verdragspartners op te starten met als doel om de bronbelasting te kunnen effectueren. Met ingang van 1 januari 2024 is deze termijn verstreken voor Bahrein, Barbados en Panama.
Uit contacten met deze drie landen is gebleken dat er signalen zijn dat deze landen werken aan nationale belastinghervormingen met als gevolg dat zij mogelijk niet langer worden opgenomen in de regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve jurisdicties. Om die reden was het niet opportuun de onderhandelingen voort te zetten in afwachting van de uitkomst van deze ontwikkelingen.
In de beantwoording gaat de staatssecretaris nader in op de situatie per land. Als blijkt dat hervormingen niet leiden tot het gewenste resultaat, dan zal Nederland inzetten op heronderhandeling van het belastingverdrag. Hierbij is relevant dat belastingverdragen met landen die langdurig op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden staan kunnen worden heroverwogen.
In de beantwoording geeft de staatssecretaris ook aan dat het kabinet de mogelijkheden tot belastingontwijking wil blijven aanpakken zonder daarbij de reële bedrijvigheid te schaden.
In de aanpak van zowel nationale als internationale belastingontwijking zal het kabinet prioriteit geven aan de volgende zaken:
- onderzoek naar de lucratiefbelangregeling;
- verkennen internationale afspraken over het belasten van zeer vermogende personen;
- voortzetten aanpak dividendstripping;
- ontwikkelingen VN-verband en het VN-belastingverdrag.
De staatssecretaris geeft aan dat het VN-raamwerkverdrag volgens de Terms of Reference in ieder geval zal zien op de belastingheffing van de digitale economie en dat Nederland op dit punt in de eerste plaats is gecommitteerd aan het werk van het Inclusive Framework (Pijler 1). Vervolgens geeft hij aan dat Nederland dubbel werk en fragmentatie in de internationale belastingsamenwerking wil voorkomen en zich daarom samen met de andere 26 EU-landen en een groep andere VN-lidstaten heeft onthouden van stemming. Nederland blijft een VN-raamwerkverdrag wel steunen, maar cruciaal is dat rekening wordt gehouden met bestaand werk en dat het resultaat breed gedragen wordt.
De staatssecretaris geeft voorts aan dat het onduidelijk is of het verdrag ook over bestrijding ván internationale belastingontwijking zal gaan en dat van belang is dat lage inkomenslanden mee kunnen praten en beslissen over de aanpak van internationale belastingontwijking.