Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) zijn aanslagen en navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2015 en 2016 opgelegd en vergrijpboetes, vanwege in Zwitserland aangehouden vermogen. Omdat X niet de vereiste aangiften heeft gedaan, is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast.

Rechtbank Noord-Holland acht de door de Inspecteur gemaakte schatting van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen redelijk en vindt de bij de aanslagen opgelegde vergrijpboetes van 225% passend en geboden. De Rechtbank vermindert die boetes wel vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

De bij de navorderingsaanslagen opgelegde vergrijpboetes worden door de Rechtbank vernietigd. De Inspecteur heeft het niet aangegeven vermogen al bij aanslagoplegging van X en zijn echtgenote gecorrigeerd. De reden van het opleggen van de navorderingen is enkel gelegen in de keuze van X en zijn echtgenote om het vermogen in box 3 geheel aan X toe te rekenen (artikel 2.17, lid 4, Wet IB 2001 in samenhang met artikel 16, lid 2, aanhef en onderdeel b, AWR). Dat X daarbij opzet te verwijten valt, ziet de Rechtbank niet in.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2015-2016
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
15 juli 2024
Rolnummer
21/571; 21/573
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:8775
NLF-nummer
NLF 2025/0159
Aflevering
21 januari 2025
bwbr0002320&artikel=16&lid=2,bwbr0002320&artikel=16&lid=2,bwbr0011353&artikel=2.17&lid=4,bwbr0011353&artikel=2.17&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina