Direct naar content gaan

Samenvatting

A (bv; verzoekster 2) heeft op naam van Y (bv) en op naam van B (bv; verzoekster 1) aangifte gedaan tot plaatsing onder de douaneregeling ‘in het vrije verkeer brengen’ van e-bikes met als land van uitvoer Thailand. Ten aanzien van deze aangiften zijn verzoeksters uitgenodigd om aanvullende zekerheid te stellen, waarbij is aangegeven dat de goederen pas worden vrijgegeven nadat de aanvullende zekerheid is gesteld.

Verzoeksters hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Inspecteur, gegeven een OLAF-onderzoek, op goede gronden geoordeeld dat de fietsen mogelijk niet uit Thailand afkomstig zijn, maar uit China en dat op grond daarvan voor het invoeren daarvan in de EU een aanzienlijk hoger bedrag aan heffingen verschuldigd kan zijn.

De standpunten, de feiten en de belangen van partijen en van de Europese Unie in aanmerking nemende, komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat de op goede gronden gebaseerde twijfel van de Inspecteur slechts kan worden weggenomen door het stellen van de gevraagde zekerheid, die door B, haar aandeelhouders of door derden zal moeten worden gesteld. Dat een dergelijke zekerheid kan worden gevraagd behoort tot het normale ondernemersrisico in de branche waarin B actief is. Voor het verleggen van dit risico naar de Nederlandse staat, zoals een toewijzing van de verzoeken met zich brengt, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2021-2022
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
26 april 2022
Rolnummer
22/1383; 22/1384
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:3813
NLF-nummer
NLF 2022/0943
Aflevering
12 mei 2022
bwbr0005537&artikel=8:81,bwbr0005537&artikel=8:81

Naar de bovenkant van de pagina