Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak heeft de Inspecteur de aan X (belanghebbende) opgelegde aanslag IB/PVV 2018 na bezwaar verminderd naar een belastbaar inkomen van € 554.592 (was € 901.657) en de belastingrente van € 56.1010 verlaagd naar € 8.893. Daarnaast heeft hij aan X een kostenvergoeding van € 592 toegekend.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant voert X aan dat de Inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld en dat zij daarom recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding.

De Rechtbank stelt vast dat X de aangepaste aanslag cijfermatig juist vond en geen verdere verlaging heeft verlangd. Het beroep tegen de aanslag wordt daarom ongegrond verklaard. Ook tegen het bedrag van de belastingrente heeft X geen zelfstandige gronden aangevoerd, waardoor dit bedrag wordt gehandhaafd.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding oordeelt de Rechtbank dat X niet heeft bewezen dat de Inspecteur ‘tegen beter weten in’ heeft gehandeld of ernstig onzorgvuldig is geweest. De aanslag is ter behoud van rechten opgelegd om termijnoverschrijding te voorkomen, wat de Inspecteur vooraf heeft gecommuniceerd. Daarom bestaat geen grond voor een integrale proceskostenvergoeding. De toegekende forfaitaire vergoeding is tot het juiste bedrag vastgesteld.

Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
20 november 2024
Rolnummer
23/10168
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7957
NLF-nummer
NLF 2024/2690
Aflevering
3 december 2024

Naar de bovenkant van de pagina