Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) en zijn oom exploiteren sinds 1 januari 1995 een melkveebedrijf.
Bij akte van levering/verdeling ter beëindiging maatschap van 14 september 2020 heeft X onroerende zaken verkregen.
X doet in deze procedure tevergeefs een beroep op toepassing van artikel 15, lid 1, onderdeel b, Wet BRV. Zijn stelling dat het de ratio van de wet is om versnippering te voorkomen en dat om die reden ook neven en nichten tot de kring van verkrijgers als bedoeld in voormeld artikel behoren slaagt niet.
De stelling dat (in)direct is verkregen van de grootvader, en dat de onderneming tijdelijk ‘geparkeerd’ stond bij zijn oom mist feitelijke grondslag. De onderneming is namelijk door de grootvader in 1983 overgedragen aan de oom.
Van strijdigheid met het verbod op discriminatie van artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM in verbinding met artikel 1 EP is voorts geen sprake. Verder ziet Rechtbank Gelderland ook niet de mogelijkheid om artikel 15, lid 1, Wet BRV te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
5 november 2024
Rolnummer
23/5107
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2024:7645
bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina