Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft op 13 en 18 november 2002 aangiften gedaan tot plaatsing van partijen knoflook onder de regeling extern communautair douanevervoer. Voor het vervoer zijn T1-documenten opgemaakt. De Inspecteur heeft aan X op 24 en 26 september 2003 uitnodigingen tot betaling (utb’s) uitgereikt wegens de niet-zuivering van deze T1-documenten. De Hoge Raad heeft de utb’s vernietigd omdat sprake was van een schending van het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel (HR 16 september 2016, 15/01894, ECLI:NL:HR:2016:2077).

De Inspecteur heeft vervolgens (opnieuw) utb’s uitgereikt wegens de niet-zuivering van de meergenoemde T1-documenten. X heeft een verzoek gedaan tot terugbetaling van de in de utb’s vermelde belastingen. Dit verzoek is afgewezen.

X heeft daarop beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld.

Zij betoogt dat recht op terugbetaling bestaat omdat het niet billijk is haar na verloop van 15 jaar nog aan te spreken voor een oude douaneschuld. Het door X genoemde lange tijdsverloop tussen het ontstaan van de douaneschulden en het uitreiken van de utb’s, vormt echter op zichzelf geen bijzondere omstandigheid die terugbetaling op grond van artikel 239 CDW rechtvaardigt. Ook overigens is geen sprake van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 239 CDW. Er is geen grond voor terugbetaling van de twee douaneschulden, concludeert Hof Amsterdam.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2002
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
16 augustus 2022
Rolnummer
21/00286; 21/00287
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2727
NLF-nummer
NLF 2022/1910
Aflevering
29 september 2022

Naar de bovenkant van de pagina