Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Aan X (bv; belanghebbende), een zogeheten meetbedrijf als bedoeld in de Waterschapswet, zijn voor de jaren 2018 en 2019 aanslagen zuiveringsheffing opgelegd.

Evenals voor Rechtbank Amsterdam, is in hoger beroep in geschil of de verordeningen onverbindend zijn, omdat – naar X heeft gesteld en de Heffingsambtenaar heeft betwist – de NEN-normen die in de bij de verordeningen behorende Bijlage I zijn vermeld, niet zijn gepubliceerd in overeenstemming met de bekendmakingseis van artikel 73 Wschw.

Vast staat dat in de verordeningen niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen. Dit betekent dat de verordeningen onverbindend zijn, tenzij in de verordening is verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen. Vast staat voorts dat in de verordening niet is verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen.

Evenals de Rechtbank in r.o. 10 van haar uitspraak heeft overwogen, ziet Hof Amsterdam geen ruimte voor een ‘van geval tot geval-benadering’ als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2019 (18/00902, ECLI:NL:HR:2019:143, NLF 2019/0303, met noot van Anneke Monsma; vgl. HR 7 juni 2019, 18/04333, ECLI:NL:HR:2019:868, NLF 2019/1361, met noot van Egbert Monsma).

Dit brengt het Hof tot de conclusie dat niet aan de bekendmakingsvoorwaarde is voldaan. Nu de normen in dit geval voor het volledige bedrag van de aanslagen zuiveringsheffing van belang zijn geweest, heeft dit tot gevolg dat die aanslagen niet in stand kunnen blijven. De Rechtbank heeft derhalve terecht beslist dat deze aanslagen moeten worden vernietigd.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
9 augustus 2022
Rolnummer
21/01715; 21/01716
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2412
NLF-nummer
NLF 2022/1785
Aflevering
15 september 2022
bwbr0005108&artikel=73,bwbr0005108&artikel=73

Naar de bovenkant van de pagina