Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en zijn partner hebben bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV 2015 tot en met 2018 inzake de box 3-heffing. De bezwaarschriften voor 2015 en 2016 vallen onder verschillende massaalbezwaarprocedures waarop collectief uitspraak op bezwaar is gedaan. Op verzoek van X zijn vervangende individuele uitspraken op bezwaar gedaan. De bezwaren voor de jaren 2017 en 2018 zijn gesplitst in een gedeelte waarvoor de aanwijzing massaal bezwaar geldt, en een gedeelte dat betrekking heeft op individueel bezwaar.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat voor de jaren 2015 tot en met 2018 – gelet op de financiële situatie van X en zijn partner – geen sprake was van een individuele en buitensporige last.

In cassatie voert X verschillende klachten aan. A-G Niessen begrijpt de eerste klacht van X zo dat deze ziet op (i) de kwalificatie als belastingplichtige, (ii) de bevoegdheid van het Hof, en (iii) de geldigheid van de Nederlandse (belasting)wetgeving. De tweede klacht betoogt dat de aanslagen IB/PVV te hoog zijn vastgesteld en dat voor alle jaren rechtsherstel moet worden geboden op basis van het arrest van 24 december 2021 (21/01243, ECLI:NL:HR:2021:1963, NLF 2022/0106, met noot van Dusarduijn).

Volgens de A-G dient het cassatieberoep ongegrond te worden verklaard.

Hoewel het Hof geen rekening heeft kunnen houden met de nuancering uit het arrest van 20 mei 2022 (21/03587, ECLI:NL:HR:2022:718), is de uitkomst van de uitspraak van het Hof wel daarmee in overeenstemming. Deze klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden. De overige klachten zijn manifest ongegrond en behoeven om die reden op grond van artikel 81 Wet RO geen motivering, aldus de A-G.

De nuancering van het arrest van 20 mei 2022 houdt in dat de feitenrechter – mede om redenen van proceseconomie – in zaken waarin een splitsing is gemaakt tussen de bezwaren die vallen onder het massaal bezwaar en de individuele bezwaren, de gevolgen van de collectieve uitspraak op bezwaar in zijn oordeel kan betrekken bij de behandeling van het (hoger) beroep dat betrekking heeft op het individuele bezwaar. De A-G concludeert ten overvloede dat de feitenrechter in bepaalde situaties bij het doen van de uitspraak rekening moet houden met de nuancering uit het arrest van 20 mei 2022.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015-2018
Instantie
A-G
Datum instantie
25 augustus 2022
Rolnummer
22/01334
ECLI
ECLI:NL:PHR:2022:763
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam/FBN
NLF-nummer
NLF 2022/1875
Aflevering
29 september 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5233
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina