Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(83)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan de aanvrager van een vergunning is door de gemeente Heerlen een aanslag bouwleges opgelegd van 223.647,50 euro, waarbij is uitgegaan van een bedrag aan bouwkosten van 10.000.000 euro. Het tarief van de bouwleges is in 2008 nog progressief.
Hof Den Bosch heeft de aanslag vernietigd. Volgens het Hof leidt de tariefstelling in Heerlen tot een onredelijke en willekeurige heffing door het gemaakte tariefsonderscheid naar de grootte van de bouwsom. Het Hof heeft verder geoordeeld dat de Verordening van Heerlen onverbindend moet worden verklaard omdat de heffingsambtenaar niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting om de geraamde baten inzichtelijk en controleerbaar te maken.
De Hoge Raad oordeelt dat het hanteren van een vast, bescheiden percentage van de bouwkosten van 2,25 percent, zoals dat op grond van de Verordening geldt voor de bouwkosten boven € 250.000, niet kan worden aangemerkt als onredelijk of willekeurig. De heffing naar lagere percentages van de bouwkosten beneden € 250.000 respectievelijk € 25.000 leidt niet tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Die percentages zijn immers bij de vermelde bouwkosten zonder onderscheid van toepassing op alle belastingplichtigen. De omstandigheid dat bij hogere bouwkosten wordt geheven naar een ander percentage levert niet een ongelijke behandeling van gelijke gevallen op, aldus de Hoge Raad.
Ook het oordeel van het Hof omtrent de opbrengstlimiet is volgens de Hoge Raad onjuist. Het Hof stelt te vergaande eisen aan de raming van het bedrag van de baten dat in de gemeentelijke begroting is opgenomen en de onderbouwing daarvan. De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor een hernieuwde behandeling van de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden. Daarbij dient mede acht te worden geslagen op de uitgangspunten rond stelplicht en bewijslast, opgenomen in onderdeel 3.2 van het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2009, nr. 07/12961, ECLI:NL:HR:2009:BI1968, en in onderdeel 3.3 van het eveneens op 4 april 2014 uitgesproken arrest met nummer 12/02475, ECLI:NL:HR:2014:777.
Het door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen ingediend cassatieberoep wordt gegrond verklaard.
Anders: A-G IJzerman.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2008
Instantie
HR
Datum instantie
4 april 2014
Rolnummer
12/05118
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:780
bwbid=bwbr0&artikel=219,bwbid=bwbr0&artikel=229b

Naar de bovenkant van de pagina