[INGETROKKEN] KG:063:2024:10 BOR, schenking van aandelen van nog bij juridische splitsing op te richten vennootschap
Publicatiedatum 25-09-2024, 16:24 | Laatste update 26-11-2024, 15:19 | Standpunt
Ingetrokken
Dit standpunt is op 26 november 2024 ingetrokken. Over een aantal aspecten is namelijk nadere gedachtevorming door de Kennisgroep aanmerkelijk belang en de Kennisgroep successiewet nodig. Onduidelijk is bijvoorbeeld of toekomstige aandelen bij de erflater of schenker behoorden tot een aanmerkelijk belang.
Aanleiding
X houdt al vele jaren de aandelen in X BV, die alle aandelen in Y BV houdt. Y BV drijft een onderneming. X BV zal worden gesplitst, het betreft een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Hierbij zullen de aandelen in Y BV worden afgesplitst naar een op te richten vennootschap (Q BV). Voorafgaand aan de splitsing worden de aandelen van de bij splitsing op te richten vennootschap (Q BV) obligatoir geschonken. De betreffende splitsing vindt twee maanden na de schenking plaats. Op dezelfde dag worden de aandelen van Q BV via een notariële akte aan de begiftigde geleverd.
Vraag
Kan de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (hierna: BOR) van toepassing zijn op aandelen die ontstaan bij een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 Wet IB 2001, als deze splitsing na de schenking plaatsvindt?
Antwoord
Ja, mits ten tijde van de schenking duidelijk is dat en hoe de splitsing zal plaatsvinden.
Beschouwing
Het belastbare feit voor de schenkbelasting is het tot stand komen van de (obligatoire) schenkingsovereenkomst. Dat is het moment waarop aanbod en aanvaarding plaatsvinden, dan vindt de schenking plaats (artikel 7:175 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). De (notariële) levering van aandelen ter uitvoering van de schenkingsovereenkomst, is voor het vaststellen van het belastbare feit of het tijdstip van de schenking niet van belang.
Toekomstige goederen
Er kan onder omstandigheden een schenking plaatsvinden van aandelen die pas bij een (af)splitsing ontstaan. Sinds het vervallen van artikel 7A:1704 BW per 1 januari 2003 kan een schenking immers ook betrekking hebben op toekomstige goederen. Wel moet het object van schenking voldoende duidelijk zijn. Daarvan is sprake als ten tijde van de schenking vaststaat dat en hoe de splitsing plaats zal plaatsvinden.
Als de splitsing in zo’n geval niet doorgaat, vervalt de schenking niet. De schenker is dan tot een vervangende prestatie gehouden. Als dat geen ondernemingsvermogen betreft of de schenker voldoet daarmee niet aan de bezitseis, dan is de BOR daarop niet van toepassing.