Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft BPM-aangifte gedaan ter zake van een uit België afkomstige gebruikte personenauto. De BPM is door X op 7 juni 2017 voldaan. X heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De Inspecteur heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift enkele dagen na de wettelijke termijn van zes weken door hem is ontvangen, maar dat hij het gezien de dagtekening op het bezwaarschrift niet onmogelijk acht dat het binnen de wettelijke termijn ter post is bezorgd. De Inspecteur heeft daarom het bezwaar ontvankelijk geacht. In deze zaak heeft geen hoorgesprek in bezwaar plaatsgevonden.

Rechtbank Gelderland heeft ambtshalve overwogen dat de Inspecteur het bezwaar van X niet-ontvankelijk had moeten verklaren en hiertoe alsnog beslist. Dat is ten onrechte, oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep. Uit het na de uitspraak van de Rechtbank gewezen arrest HR 16 juli 2021 (20/01682, ECLI:NL:HR:2021:1153, NLF 2021/1552, met noot van Van der Vegt) volgt dat de Rechtbank ten onrechte ambtshalve heeft beoordeeld of X tijdig dan wel ‘verschoonbaar’ te laat bezwaar heeft gemaakt. Dit betekent dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden vernietigd. Partijen zijn ter zitting van het Hof overeengekomen dat de zaak moet worden teruggewezen naar de Inspecteur omdat in bezwaar de hoorplicht is geschonden en X alsnog moet worden gehoord. Het Hof beslist dienovereenkomstig. Dat betekent dat het Hof aan de door X opgeworpen klachten over de hoogte van de BPM niet toekomt.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
18 oktober 2021
Rolnummer
20/00599
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:9783
NLF-nummer
NLF 2021/2096
Aflevering
4 november 2021
bwbr0005537&artikel=6:9,bwbr0005537&artikel=6:9

Naar de bovenkant van de pagina