Direct naar content gaan

Samenvatting

Het bezwaar van X (belanghebbende) inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting bevatte geen gronden. De Heffingsambtenaar heeft X in de gelegenheid gesteld binnen 14 dagen dat verzuim te herstellen. In de brief wordt niet gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat het bezwaar niet-ontvankelijk zou kunnen worden verklaard als de bezwaargronden niet binnen de gestelde termijn zouden zijn aangeleverd. X heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid het verzuim te herstellen. Het bezwaar is vervolgens niet-ontvankelijk verklaard.

Dat acht Hof Amsterdam terecht. Dat de Heffingsambtenaar in de herstelverzuimbrief niet heeft gewezen op de mogelijke gevolgen verbonden aan het niet tijdig herstellen van het verzuim, brengt in de gegeven omstandigheden – waaronder met name de in redelijkheid bij de professionele gemachtigde van X aanwezig te achten kennis – niet mee dat de Heffingsambtenaar het bezwaar in redelijkheid niet niet-ontvankelijk had mogen verklaren, aldus het Hof.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld.

Een bestuursorgaan dient de indiener van een bezwaarschrift erop te wijzen dat overschrijding van een fatale termijn voor het herstellen van een verzuim ertoe kan leiden dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard. Daaraan doet niet af dat artikel 6:6 Awb het doen van die mededeling niet uitdrukkelijk eist. De Hoge Raad verwijst naar het arrest van 28 juni 2019 (18/04507, ECLI:NL:HR:2019:1048), r.o. 2.3.2.

Anders dan het Hof heeft geoordeeld, kan de omstandigheid dat bij het instellen van bezwaar namens de belanghebbende een gemachtigde optreedt die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, op zichzelf beschouwd niet de gevolgtrekking dragen dat de belanghebbende ook zonder nadrukkelijke waarschuwing van de kant van de Heffingsambtenaar op de hoogte was van de mogelijke gevolgen van het niet (tijdig) herstellen van het verzuim de gronden van het bezwaar kenbaar te maken.

Gelet hierop is het cassatieberoep gegrond. De zaak is verwezen naar Hof Den Haag.

Artikel 6:5 Awb bepaalt (onder andere) dat het bezwaar- of beroepschrift voorzien dient te zijn van een motivering. In casu voldoet het bezwaarschrift daar niet aan. Artikel 6:6 Awb bepaalt vervolgens dat de indiener op dit verzuim wordt gewezen en een termijn wordt gesteld. Dat gebeurt in deze zaak ook, zij het met een korte termijn van twee weken. De Heffingsambtenaar waarschuwt in het verzoek echter niet dat het missen van deze termijn tot niet-ontvankelijkverklaring kan leiden. Dat is ook geen wettelijke verplichting blijkens artikel 6:6 Awb. Het bezwaarschrift wordt niet gemotiveerd en vervolgens niet-ontvankelijk verklaard.

De lagere rechtspraak

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
HR
Datum instantie
18 oktober 2019
Rolnummer
19/00550
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1614
Auteur(s)
Dick Barmentlo
FT-advocaten
NLF-nummer
NLF 2019/2408
Aflevering
7 november 2019
Judoreg
NFB2833
bwbr0005537&artikel=6:6

Naar de bovenkant van de pagina