Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) verleent zorgondersteunende en facilitaire diensten aan een ziekenhuis dat via een tussenhoudstervennootschap 51% van haar aandelen met bijbehorende zeggenschap houdt. De overige 49% van de aandelen zijn in handen van de aandeelhouder van het schoonmaakbedrijf dat beheerdiensten aan X verleent.

De Inspecteur is in 2008 tegemoetgekomen aan het verzoek van X en het ziekenhuis om als een fiscale eenheid omzetbelasting te worden aangemerkt. Naar aanleiding van in 2012 verzochte en vervolgens ontvangen informatie, heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat nooit aan de voorwaarden voor het vormen van een fiscale eenheid is voldaan. Eind 2014 heeft hij voor het jaar 2009 de omzetbelasting nageheven die zonder fiscale eenheid verschuldigd is met betrekking tot de diensten van X aan het ziekenhuis.

Anders dan Rechtbank Zeeland-West-Brabant, leidt Hof Den Bosch uit de jurisprudentie van de Hoge Raad en de wetsgeschiedenis af dat aan de beschikking fiscale eenheid geen zekerheid of vertrouwen kan worden ontleend. Net als de Rechtbank heeft het Hof vervolgens geoordeeld dat de voor een fiscale eenheid vereiste verwevenheid in organisatorisch opzicht tussen X en het ziekenhuis ontbreekt. Verder is X naar het oordeel van het Hof zelf de omzetbelasting voor haar diensten verschuldigd en niet het ziekenhuis als afnemer. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan de voorwaarden voor het toepassen van de verleggingsregeling voor onderaanneming van werken van stoffelijke aard met betrekking tot onroerende zaken.

In cassatie zijn drie kwesties aan de orde:

  1. de uitleg van het vereiste van verwevenheid in organisatorisch opzicht voor de fiscale eenheid omzetbelasting;
  2. de bescherming die een belastingplichtige kan ontlenen aan een beschikking fiscale eenheid; en
  3. de toepasselijkheid van de verleggingsregeling.

A-G Ettema concludeert als volgt:

Ad 1. Dit middel slaagt. Voor verwevenheid in organisatorisch opzicht is niet vereist dat het bestuur van X zich uitsluitend kan richten naar de belangen van het ziekenhuis. Die opvatting is te absoluut. Het volstaat dat het ondergeschikte bestuur aanwijzingen ‘van bovenaf’ over, met name, de strategie en het beleid kan opvolgen. Cassatie moet volgen, omdat onduidelijk is of in dit geval aan deze maatstaf is voldaan.

Ad 2. Het antwoord op deze vraag wordt pas van belang als het eerste middel faalt of als het verwijzingshof oordeelt dat geen sprake is van verwevenheid in organisatorisch of financieel opzicht.

Ad 3. Dit middel kan niet tot cassatie leiden. Niet het ziekenhuis, maar X is de omzetbelasting verschuldigd.

Het zijn vaak de belastingbesparende structuren die leiden tot de meest interessante btw-vraagstukken. Zo ook nu weer inzake twee basiselementen van de btw: de organisatorische verwevenheid en de beschikking fiscale eenheid.

Organisatorische verwevenheid

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
A-G
Datum instantie
17 juni 2020
Rolnummer
19/03185
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:614
Auteur(s)
mr. M. Zeegers
EY
NLF-nummer
NLF 2020/1636
Aflevering
23 juli 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3593
bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0002629&artikel=12&lid=1,bwbr0002629&artikel=12&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina