Samenvatting
Hangende de beroepsprocedure inzake een aan X (belanghebbende) opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV 2011 heeft de Inspecteur een beroep op (gedeeltelijke) geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 Awb gedaan. De geheimhoudingskamer van Rechtbank Gelderland heeft beperkte kennisneming van bepaalde stukken gerechtvaardigd geacht. Daarop heeft de Rechtbank uitspraak gedaan.
In hoger beroep heeft de Inspecteur weer verzocht om beperkte kennisneming van stukken.
De geheimhoudingskamer van Hof Arnhem-Leeuwarden heeft beslist dat de door de Inspecteur aangebrachte beperking van de kennisneming is gerechtvaardigd. Die beperking hield in dat de Inspecteur een geschoonde versie van de stukken heeft overgelegd, aangevuld met enkele ongeschoonde stukken overeenkomstig de beslissing van de geheimhoudingskamer van de Rechtbank.
X heeft de einduitspraak van het Hof niet afgewacht, maar heeft dadelijk cassatieberoep ingesteld tegen de beslissing van de geheimhoudingskamer, ofschoon de beslissing van het Hof is afgesloten met de standaardmededeling dat tegen tussenbeslissingen als deze slechts kan worden opgekomen tegelijkertijd met het cassatieberoep tegen de einduitspraak.
X ziet in cassatie weliswaar in dat dit wettelijk zo ligt, maar beroept zich op het arrest HR 22 januari 1999, R98091, ECLI:NL:HR:1999:ZC2824. Daarin heeft de Hoge Raad overwogen dat, ingeval een wettelijke regeling geen hogere voorziening tegen een rechterlijke beslissing toelaat, tegen een dergelijke beslissing niettemin kan worden opgekomen indien de rechter die regeling ten onrechte niet heeft toegepast, buiten het toepassingsgebied ervan is getreden, of zodanige essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat niet kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling.
De Hoge Raad verwerpt dit betoog. Tegen een op grond van artikel 8:29, lid 3, Awb door een Hof genomen beslissing staat immers volgens artikel 28, lid 5, AWR een hogere voorziening open, zij het eerst nadat door het Hof een einduitspraak is gedaan als bedoeld in artikel 28, lid 1, onderdeel a, AWR.
Het cassatieberoep wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Conform conclusie A-G IJzerman, NLFÂ 2022/0879, met noot van Geradts.