Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is onder huwelijkse voorwaarden gehuwd. Op 8 november 2001 is aan X en haar echtgenoot ieder voor de onverdeelde helft het recht van erfpacht uitgegeven dat ziet op een opengesteld NSW-landgoed. X heeft in 2010 bij akte van schenking van haar echtgenoot de onverdeelde helft van het recht van erfpacht verkregen.

Bij akte beëindiging recht van erfpacht (afstand) heeft X in 2013 aan de bloot eigenaar bevestigd dat zij afstand doet van het registergoed. Als tegenprestatie heeft X een bedrag van € 596.263,90 ontvangen.

In geschil is een aan X opgelegde aanslag schenkbelasting. De schenkbelasting is berekend over € 298.131 (½ x € 596.263,90). De verschuldigde schenkbelasting bedraagt € 47.426.

Hof Den Bosch verwerpt de stelling van X dat geen sprake is van een belastbare schenking. X heeft bij akte van schenking de onverdeelde helft van het recht van erfpacht verkregen dat ziet op het registergoed. De NSW, waarop in de akte uit 2010 een beroep is gedaan, bepaalt in artikel 8a dat de op grond van die wet buiten invordering gebleven schenkbelasting alsnog ingevorderd wordt indien het verkregen landgoed (het registergoed derhalve) binnen 25 jaar wordt vervreemd. Dat is hier het geval, zodat de aanslag terecht is opgelegd.

X is voorts niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast dat sprake is van het voldoen aan een natuurlijke verbintenis.

Het hoger beroep is wel gegrond, omdat de Inspecteur voor het Hof het standpunt heeft ingenomen dat de aanslag (verder) moet worden verminderd naar een bedrag van € 6.964.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (19/01176)

Opmerkelijk verloop van geschil
Hoewel dit geschil in beginsel het terecht terughalen van een eerder genoten invorderingsvrijstelling van de schenkbelasting voor een NSW-landgoed betreft, is het verloop vanaf de aanslag tot en met het hoger beroep opmerkelijker. De hoofdregel voor een dergelijk genoten faciliteit is als volgt. In geval van schenking van het eigendom, vruchtgebruik of in bepaalde gevallen erfpachtrecht van een NSW-landgoed dient de genoten faciliteit alsnog tijdsevenredig te worden terugbetaald wanneer in de 25 jaar na verkrijging het landgoed tegen een vergoeding aan een derde wordt overgedragen. Belanghebbende draagt drie jaar na verkrijging het erfpachtrecht tegen betaling over aan de bloot eigenaar en moet dus 22/25 van de oorspronkelijk verschuldigde schenkbelasting alsnog terugbetalen. Dat is in principe allemaal niet zo spannend wanneer men de wet- en regelgeving erop naslaat en toepast.

Fout op fout
De Inspecteur legt echter een onjuiste aanslag op. Hij baseert de verschuldigde schenkbelasting op de vergoeding die belanghebbende naderhand van de bloot eigenaar verkrijgt voor het afstand doen van het erfpachtrecht. Dit in strijd met artikel 8, lid 1, NSW waarin duidelijk wordt vermeld dat de invordering alsnog plaatsvindt van de belasting waarvan invordering achterwege is gebleven en dus niet op basis van de later ontvangen vergoeding. Ten tweede houdt de Inspecteur bij de vaststelling van het belastbare bedrag geen rekening met aftrek van de gekapitaliseerde erfpachtcanon op de WOZ-waarde van de onroerende zaak conform artikel 21, lid 9, SW 1956. Vervolgens wordt het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende het bezwaarschrift niet tijdig zou hebben ingediend. Dat is opmerkelijk omdat vier maanden daarvoor een ontvangstbevestiging naar belanghebbende is verstuurd waarin wordt bevestigd dat zij tijdig bezwaar heeft ingediend. Tot slot blijkt tijdens de zitting bij de Rechtbank dat het bezwaarschrift bij de Belastingdienst is zoekgeraakt. De Rechtbank komt weliswaar tot een iets lagere aanslag maar ziet artikel 21, lid 9, SW 1956 ook over het hoofd en komt daardoor nog steeds op een veel te hoge aanslag uit. Uiteindelijk maakt Hof Den Bosch hier gelukkig korte metten mee. Eind goed, al goed? Ja en nee.

Hoe ver is vergaand onzorgvuldig handelen?
Gezien de juridisch onhoudbare en niet nader onderbouwde standpunten van belanghebbende met betrekking tot het niet aanwezig zijn van een schenking, de aanwezigheid van een natuurlijke verbintenis, het toepassen van een leegwaarderatio en een andere kapitalisatiefactor dan 17, heeft belanghebbende met een van € 47.426 naar € 6.964 verlaagde aanslag mijns inziens het maximaal haalbare bereikt.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
31 januari 2019
Rolnummer
17/00565
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:378
Auteur(s)
Samuel Griessen
Greenfeld belastingadviseurs & rentmeesters
NLF-nummer
NLF 2019/0895
Aflevering
18 april 2019
Judoreg
NFB2415
bwbr0001939&artikel=8&lid=1,bwbr0001939&artikel=8&lid=1,bwbr0002226&artikel=1,bwbr0002226&artikel=1,bwbr0002226&artikel=33,bwbr0002226&artikel=33

Naar de bovenkant van de pagina